afhandig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afhandig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑfˈhɑndəɣ/
Woordafbreking
  • af·han·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen afhandig
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

afhandig

  1. uit iemands bezit gebracht
    • Samen met burgemeester Cornelis van Marken, ook al iemand met een verleden als oplichter, had hij een weduwe via slinkse wegen geld afhandig gemaakt. [3]
  1. uit de hand gepakt
    • Hij was nog niet uitgesproken of hij probeerde Walewein met de stok te slaan, maar Walewein wist hem die afhandig te maken. [4]
Uitdrukkingen en gezegden
  • afhandig maken
Opmerkingen

Het woord is alleen gangbaar in de uitdrukking iemand iets afhandig maken. Een verbogen vorm die wel mogelijk is afhandig gemaakte.[5] Door de absolute betekenis van het woord kent het geen trappen van vergelijking.

Gangbaarheid

  • Het woord afhandig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.