godsdienst
Nederlands
Woordafbreking
- gods·dienst
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘religie’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
- samenstelling van god en dienst met het invoegsel -s- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | godsdienst | godsdiensten |
verkleinwoord | godsdienstje | godsdienstjes |
Zelfstandig naamwoord
godsdienst m
- een geloof en alle daar bij horende rituelen en doctrines
- Een christen is iemand die de christelijke godsdienst aanhangt.
Hyponiemen
- hoofdgodsdienst, mysteriegodsdienst, natuurgodsdienst, staatsgodsdienst, wereldgodsdienst, woestijngodsdienst
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een geloof en alle daar bij horende rituelen en doctrines
|
|
Gangbaarheid
- Het woord godsdienst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'godsdienst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.