fagotistův

Tsjechisch

Uitspraak

IPA: /fagɔtɪstuːf/

Woordafbreking

fa·go·ti·s·tův

Woordherkomst en -opbouw

Afgeleid van het zelfstandig naamwoord fagotista met het achtervoegsel -ův

Bijvoeglijk naamwoord

fagotistův

fagottists, de fagottist zijn; eigendom van de fagottist

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield	vrouwelijk	onzijdig	bezield	onbezield	vrouwelijk	onzijdig
nominatief	fagotistův		fagotistova	fagotistovo	fagotistovi	fagotistovy		fagotistova
genitief	fagotistova		fagotistovy	fagotistova	fagotistových
datief	fagotistovu		fagotistově	fagotistovu	fagotistovým
accusatief	fagotistova	fagotistův	fagotistovu	fagotistovo	fagotistovy			fagotistova
vocatief	fagotistův		fagotistova	fagotistovo	fagotistovi	fagotistovy		fagotistova
locatief	fagotistově / fagotistovu		fagotistově	fagotistově / fagotistovu	fagotistových
instrumentalis	fagotistovým		fagotistovou	fagotistovým	fagotistovými

Verwante begrippen

fagot m bezield
fagotistčin
fagotistka v
fagotový

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.