elleboog
Nederlands
Woordafbreking
- el·le·boog
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gewricht tussen beneden- en bovenarm’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van el en boog met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elleboog | ellebogen |
verkleinwoord | elleboogje | elleboogjes |
Zelfstandig naamwoord
elleboog m
Hyponiemen
- golfelleboog, linkerelleboog, rechterelleboog, tenniselleboog
Afgeleide begrippen
- ellebogenwerk, ellebooggewricht, elleboogwerker
Spreekwoorden
Uitdrukkingen en gezegden
- de ellebogen gebruiken
voordringen door anderen opzij te duwen
- iets achter de ellebogen hebben
plannen verborgen houden, iets in je schild voeren, snode plannen hebben
Vertalingen
1. Gewricht
Gangbaarheid
- Het woord elleboog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'elleboog' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.