deurluik

Deurluik

Nederlands

Uitspraak

Geluid: deurluik (hulp, bestand)

Woordafbreking

deur·luik

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van deur en luik

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	deurluik	deurluiken
verkleinwoord	deurluikje	deurluikjes

Zelfstandig naamwoord

deurluik o

(bouwkunde) een (getralied) luik in een deur

- Hij keek door het deurluik om te zien wie er voor de poort stonden.

Synoniemen

judasluik, klinket, spionnetje

Verwante begrippen

celdeur, judasoog, poort, raam, voordeur

Vertalingen

1. een (getraliëd) luik in een deur

Engels: peephole ^(en)

Frans: judas ^(fr) m

Gangbaarheid

Het woord 'deurluik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.