voordeur
Nederlands
Woordafbreking
- voor·deur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voordeur | voordeuren |
verkleinwoord | voordeurtje | voordeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
voordeur v/m
- de hoofddeur aan de voorzijde van een woning
- Als je wilt dat iemand de voordeur voor je openmaakt moet je eerst aanbellen.
- Ik hoorde de sleutel in het slot van de voordeur. [1]
Vertalingen
1. de hoofddeur aan de voorzijde van een woning
|
Gangbaarheid
- Het woord voordeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voordeur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.