deksel

Nederlands

pan met deksel
Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klep’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van dekken met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord deksel deksels
verkleinwoord dekseltje dekseltjes

Zelfstandig naamwoord

deksel m of o

  1. een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
    • Ligt het deksel op de pan? 
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord deksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Drents

Zelfstandig naamwoord

deksel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken


Gronings

Zelfstandig naamwoord

deksel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
Schrijfwijzen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

deksel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • Dobbe
  • Stülp
  • Stülpen


Twents

Zelfstandig naamwoord

deksel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
Schrijfwijzen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

deksel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.