dekkel

Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord dekkel dekkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekkel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord dekkel dekkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekkel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
Schrijfwijzen
Synoniemen
  • Dobbe
  • Stülp
  • Stülpen


Twents

enkelvoud meervoud
naamwoord dekkel dekkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekkel

  1. deksel; een voorwerp om een hol open lichaam mee af te dekken
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.