cultuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  cultuur    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɵl'tyːr/
Woordafbreking
  • cul·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bebouwing’ voor het eerst aangetroffen in 1544 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cultuur culturen
verkleinwoord cultuurtje cultuurtjes

Zelfstandig naamwoord

cultuur v

  1. het patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren, die deze activiteiten een zekere betekenis geven met name kunst en wetenschap
    • Op onze vakantie gaan we altijd op zoek naar cultuur. 
  1. hoe mensen samenleven
    • Hij is een kenner van de Ghanese cultuur. 
  1. het verbouwen van gewassen
    • Op deze boerderij is een grote monocultuur van mais. 
  1. op een voedingsbodem gekweekte micro-organismen
    • de bacteriecultuur groeit het hardst bij een temperatuur van 37 graden 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord cultuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.