gewas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·was
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van wassen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gewas gewassen
verkleinwoord gewasje gewasjes

Zelfstandig naamwoord

gewas o

  1. (landbouw) (plantkunde) dat wat aanwast op het veld, maar nog niet geoogst is
    • Na voldoende regen en zonneschijn stonden de gewassen er goed bij. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gewas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord gewas gewasse

Zelfstandig naamwoord

gewas

  1. gewas
  1. «Die mees algemene gewasse is vlas en koring.»
    De belangrijkste gewassen zijn vlas en koren.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.