concentreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van concentreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | concentreren | te concentreren | ||||||||
toekomend | zullen concentreren | te zullen concentreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geconcentreerd | te hebben geconcentreerd | ||||||||
toekomend | geconcentreerd zullen hebben | geconcentreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
concentrerend | geconcentreerd | ev. concentreer | mv. verouderd concentreert | concentrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | concentreer | concentreert | concentreert | concentreert | concentreert | concentreren | concentreren | concentreren | |||
verleden (o.v.t.) | concentreerde | concentreerde | concentreerde | concentreerde | concentreerde | concentreerden | concentreerden | concentreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal concentreren | zult/zal concentreren | zult/zal concentreren | zult concentreren | zal concentreren | zullen concentreren | zullen concentreren | zullen concentreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou concentreren | zou concentreren | zou(dt) concentreren | zoudt concentreren | zou concentreren | zouden concentreren | zouden concentreren | zouden concentreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geconcentreerd | hebt geconcentreerd | hebt/heeft geconcentreerd | hebt geconcentreerd | heeft geconcentreerd | hebben geconcentreerd | hebben geconcentreerd | hebben geconcentreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geconcentreerd | had geconcentreerd | had geconcentreerd | hadt geconcentreerd | had geconcentreerd | hadden geconcentreerd | hadden geconcentreerd | hadden geconcentreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geconcentreerd hebben | zal/zult geconcentreerd hebben | zult/zal geconcentreerd hebben | zult geconcentreerd hebben | zal geconcentreerd hebben | zullen geconcentreerd hebben | zullen geconcentreerd hebben | zullen geconcentreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geconcentreerd hebben | zou geconcentreerd hebben | zou/zoudt geconcentreerd hebben | zoudt geconcentreerd hebben | zou geconcentreerd hebben | zouden geconcentreerd hebben | zouden geconcentreerd hebben | zouden geconcentreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geconcentreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geconcentreerd | er is geconcentreerd | |||||||||
verleden | er werd geconcentreerd | er was geconcentreerd | |||||||||
toekomend | er zal geconcentreerd worden | er zal geconcentreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geconcentreerd worden | er zou geconcentreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geconcentreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geconcentreerd worden | geconcentreerd te worden | ||||||||
toekomend | geconcentreerd zullen worden | geconcentreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geconcentreerd zijn | geconcentreerd te zijn | ||||||||
toekomend | geconcentreerd zullen zijn | geconcentreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geconcentreerd | wordt geconcentreerd | wordt geconcentreerd | wordt geconcentreerd | wordt geconcentreerd | worden geconcentreerd | worden geconcentreerd | worden geconcentreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geconcentreerd | werd geconcentreerd | werd geconcentreerd | werdt geconcentreerd | werd geconcentreerd | werden geconcentreerd | werden geconcentreerd | werden geconcentreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconcentreerd worden | zult geconcentreerd worden | zult geconcentreerd worden | zult geconcentreerd worden | zal geconcentreerd worden | zullen geconcentreerd worden | zullen geconcentreerd worden | zullen geconcentreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconcentreerd worden | zou geconcentreerd worden | zou/zoudt geconcentreerd worden | zoudt geconcentreerd worden | zou geconcentreerd worden | zouden geconcentreerd worden | zouden geconcentreerd worden | zouden geconcentreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ben geconcentreerd | bent geconcentreerd | bent/is geconcentreerd | zijt geconcentreerd | is geconcentreerd | zijn geconcentreerd | zijn geconcentreerd | zijn geconcentreerd | |||
verleden (o.v.t.) | was geconcentreerd | was geconcentreerd | was geconcentreerd | waart geconcentreerd | was geconcentreerd | waren geconcentreerd | waren geconcentreerd | waren geconcentreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geconcentreerd zijn | zult geconcentreerd zijn | zult geconcentreerd zijn | zult geconcentreerd zijn | zal geconcentreerd zijn | zullen geconcentreerd zijn | zullen geconcentreerd zijn | zullen geconcentreerd zijn | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geconcentreerd zijn | zou geconcentreerd zijn | zou/zoudt geconcentreerd zijn | zoudt geconcentreerd zijn | zou geconcentreerd zijn | zouden geconcentreerd zijn | zouden geconcentreerd zijn | zouden geconcentreerd zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich concentreren | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | concentreer me | wij, we | concentreren ons | ik | concentreerde me | wij, we | concentreerden ons | ik | zal me concentreren | wij, we | zullen ons concentreren |
2 | jij, je | concentreert je | jullie | concentreren je | jij, je | concentreerde je | jullie | concentreerden je | jij, je | zal, zult je concentreren | jullie | zullen je concentreren |
u | concentreert zich/u | u | concentreert zich/u | u | concentreerde zich/u | u | concentreerde zich/u | u | zult zich/u concentreren | u | zult zich/u concentreren | |
gij, ge | concentreert u | gij, ge, gijlieden | concentreert u | gij, ge | concentreerde u | gij, ge, gijlieden | concentreerde u | gij, ge | zult u concentreren | gij, ge gijlieden | zult u concentreren | |
3 | hij, zij, het | concentreert zich | zij, ze | concentreren zich | hij, zij, het | concentreerde zich | zij, ze | concentreerden zich | hij, zij, het | zal zich concentreren | zij, ze | zullen zich concentreren |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich concentrerend | zich geconcentreerd hebben | concentreer u/je , concentreert je | concentrere zich |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.