concentreren
Nederlands
Woordafbreking
- con·cen·tre·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verenigen’ voor het eerst aangetroffen in 1777 [1]
- afgeleid van het Franse concentrer (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concentreren |
concentreerde |
geconcentreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
concentreren
- overgankelijk centraliseren, op één plek samenbrengen
- Alle overheidsdiensten werden in één stad geconcentreerd.
- wederkerend zich ~ op één zaak toespitsen
- Gechoqueerd door het gedrag van de moffen concentreerden de Franse soldaten zich op hun woede. [3]
- Een op de vier studenten slikt ADHD-medicatie, zoals Ritalin, om zich beter te kunnen concentreren tijdens het studeren en dit aantal blijft stijgen. [4]
- overgankelijk (scheikunde) het ontdoen van overtollig oplosmiddel van een oplossing
- De oplossing werd geconcentreerd door indamping onder voorzichtig verwarmen.
Vertalingen
1. op één plek samenbrengen
2. zich ~ op één zaak toespitsen
Gangbaarheid
- Het woord concentreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'concentreren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "concentreren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 15
- www.nu.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.