bitumen
Nederlands
Woordafbreking
- bi·tu·men
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aardhars’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1550 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bitumen | bitumina |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bitumen o
- een viskeuze vloeistof die van nature voorkomt als de minst vluchtige fractie van ruwe aardolie
Vertalingen
1. een viskeuze vloeistof die van nature voorkomt als de minst vluchtige fractie van ruwe aardolie
Gangbaarheid
- Het woord bitumen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bitumen' herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bɪtʊmɛn/
Woordafbreking
- bi·tu·men
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | bitumen | bitumeny |
genitief | bitumenu | bitumenů |
datief | bitumenu | bitumenům |
accusatief | bitumen | bitumeny |
vocatief | bitumene | bitumeny |
locatief | bitumenu | bitumenech |
instrumentalis | bitumenem | bitumeny |
Synoniemen
- živice v
Verwijzingen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.