baker
Nederlands
Woordafbreking
- ba·ker
Zelfstandig naamwoord
baker v
- (beroep) (geschiedenis) een ongeschoolde vrouw die aan kraamverpleging deelnam
- Een baker hoorde een ervaren, wat oudere vrouw te zijn.
Afgeleide begrippen
- bakeren, bakerkind, bakerkussen, bakermand, bakermat, bakerpop, bakerpraat, bakerrijm, bakerspeld, bakerstoel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bakeren |
baker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakeren
- Ik baker.
- gebiedende wijs van bakeren
- Baker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bakeren
- Baker je?
Gangbaarheid
- Het woord baker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baker' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
Engels
Noors
![](../I/m/USS_John_C._Stennis_baker.jpg)
En baker.
Een bakker.
Een bakker.
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈbɑːkəɾ/
Woordafbreking
- ba·ker
Werkwoord
baker
- tegenwoordige tijd van bake
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | baker | bakeren | bakere | bakerne |
genitief | bakers | bakerens | bakeres | bakernes |
Afgeleide begrippen
- bakerbutikk
- bakeri
- bakerovn
- bakervare
Sloveens
Verbuiging
enkelvoud | tweevoud | meervoud | |
---|---|---|---|
nominatief | baker | — | — |
genitief | bakra | — | — |
datief | bakru | — | — |
accusatief | baker | — | — |
locatief | o bakru | — | — |
instrumentalis | z bakrom | — | — |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.