bakeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bakeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bakərə(n)/
Woordafbreking
  • ba·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bakeren
bakerde
gebakerd
zwak -d volledig

Werkwoord

bakeren [2] [3]

  1. overgankelijk het strak inwikkelen van een baby in een deken of lappen
    • Zuigelingen werden vroeger gebakerd en de gewoonte begint weer in zwang te komen. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bakeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • ba·ke·ren

Zelfstandig naamwoord

bakeren,

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van baker
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.