achteloos
Nederlands
Woordafbreking
- ach·te·loos
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onoplettend’ voor het eerst aangetroffen in 1550 [1]
- afgeleid van acht (ook stam van het werkwoord achten) met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | achteloos | achtelozer | achteloost |
verbogen | achteloze | achtelozere | achtelooste |
partitief | achteloos | achtelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
achteloos
- zonder de vereiste belangstelling, zorg, achting, nadenkendheid of aandacht
- Die achteloze jongen keek niet eens op toen hij het afval op straat gooide.
- De achteloze manier waarop hij zijn verlies nam was zeer bewonderenswaardig.
Vertalingen
1. zonder de vereiste belangstelling of zorg
Gangbaarheid
- Het woord achteloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'achteloos' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.