zorg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zorg    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɔrəx/
Woordafbreking
  • zorg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zorg zorgen
verkleinwoord zorgje zorgjes

Zelfstandig naamwoord

zorg m

  1. behoedzame overweging
    • Geldgebrek is een hele zorg. 
  1. verpleging, voorzien in een behoefte
    • Hij nam de zorg op zich voor zijn zieke vader. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zorgen

zorg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zorgen
    • Ik zorg. 
  2. gebiedende wijs van zorgen
    • Zorg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zorgen
    • Zorg je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.