achten
Nederlands
Woordafbreking
- ach·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘acht slaan op’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van acht met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achten 'ɑxtə(n) |
achtte 'ɑxtə |
geacht ɣə'ʔɑxt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
achten
- overgankelijk beschouwen, van mening zijn, houden voor
- Ik achtte mijn schoonvader heel hoog.
- acht slaan op = letten op
- Als je op de computer werkt moet je acht slaan op de meldingen die op het scherm verschijnen.
Hyponiemen
- goedachten, hoogachten, kleinachten, minachten, misachten, verachten
Afgeleide begrippen
- achtbaar, achteling, achteloos, achtenswaard, achtig, achting, geacht, misachting, onachtzaam
Zelfstandig naamwoord
achten
- roeiwedstrijd tussen achtpersoonsboten (achten)
- datief van acht na voortzetsels bij tijdsaanduidingen
- Het zal rond achten geweest zijn.
Uitdrukkingen en gezegden
- Zij waren met zijn achten.
Zij waren acht in getal.
Gangbaarheid
- Het woord achten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'achten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Middelnederlands
Werkwoord
achten
- achten; beschouwen, van mening zijn, houden voor
- achten; achting geven, een positieve mening hebben over
- verwachten
- opletten
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.