Eigendom

Eigendom is het recht van een rechtssubject om over een zaak (stuk grond, voorwerp, hoeveelheid geld enz.) naar eigen goeddunken te beschikken en anderen van deze beschikking uit te sluiten. Eigendom van een natuurlijke persoon heet particulier, privaat eigendom en privé-eigendom; eigendom van een gemeenschap gemeenschappelijk of collectief eigendom; eigendom van een staat heet publiek eigendom of staatseigendom. De rechthebbende van de eigendom van een zaak wordt eigenaar genoemd.

In het dagelijks spraakgebruik en in andere wetenschappen dan het recht wordt bezit vaak als synoniem van eigendom gebruikt. Het (Nederlands) recht maakt hier echter een onderscheid: bezit is hier slechts het feitelijk kunnen beschikken over een zaak inhoudt — de zaak kan bijvoorbeeld ook geleend, gehuurd, gepacht of gestolen zijn.

De regulering van eigendom is een van de meest fundamentele onderdelen van een maatschappijordening, omdat ze de economische dingen bepaalt: wie is eigenaar van schaarse productiemiddelen als grond, delfstoffen, industrie? Deze vraag heeft in de loop van de geschiedenis conflicten opgeleverd, variërend van filosofisch debat tot oorlogvoering.

Begripsgeschiedenis

Liberale traditie

Titelpagina van Lockes Two Treatises of Government; editie uit 1690.

Het hedendaagse eigendomsbegrip vindt zijn oorsprong in de liberale traditie van de vroegmoderne tijd. Van de vroege liberalen meenden Hobbes en Hume dat eigendom een onnatuurlijk verschijnsel was, dat dus enkel ingesteld kon worden door de staat: in de natuurtoestand behoort de aarde aan de gehele mensheid toe.[1]

Een radicalere filosofie van de eigendom is te vinden bij John Locke. Het alleenbeschikkingsrecht op land rechtvaardigde Locke op basis van productieve arbeid: in zijn tweede Treatise on Government poneerde Locke eerst dat ieder mens eigendom over zijn lichaam heeft, en daarmee eigendom over de vruchten van zijn arbeid. Zijn stelling luidt dan, dat het eigendomsrecht op grond overgaat op degene die de grond bebouwt, doordat deze zijn arbeid en de grond met elkaar vermengt.[2] (Hier voegde hij overigens tussen neus en lippen door aan toe dat de vruchten van de arbeid van zijn knecht, aan hem toekwamen, niet aan de knecht, en ook voor slavernij maakte hij een uitzondering.[3])

Locke zette zich met zijn theorie af tegen de feodale rechten die in het zeventiende-eeuwse Europa nog opgeld deden, en was grotendeels gebaseerd op een geïdealiseerde voorstelling van de Europese kolonisatie van Amerika, waar Locke zelf als investeerder bij betrokken was. Op Europa, waar de eigendom van alle grond al vergeven was, was zijn theorie nauwelijks van toepassing. Een probleem met Lockes voorstelling van zaken is dat de oorsprong van eigendom als vreedzaam wordt voorgesteld, terwijl deze in werkelijkheid aan beide zijden van de oceaan een gewelddadig proces was: in Amerika betekende het de onteigening van de Indianen door koloniale oorlogen,[3] in Europa het proces van gedwongen omheining en verdrijving van boeren van hun land.

Socialistische opvattingen

Pierre-Joseph Proudhon (portret door Gustave Courbet) stelde de vraag, Wat is eigendom?

De Franse revolutie legde eigendom vast als een droit inviolable et sacré, een "onschendbaar en heilig recht".[4] Met de opkomst van het industriële kapitalisme kwam echter ook de socialistische kritiek op het eigendomsrecht tot stand: de socialisten zagen dat er een klassenmaatschappij was ontstaan met een groot verschil tussen de eigenaars en de niet-eigenaars van grond en productiemiddelen. De vraag naar de aard van eigendom werd expliciet gesteld door Pierre-Joseph Proudhon, in Wat is eigendom? (1840), met als conclusie: "eigendom is diefstal". De anarchist Proudhon nam Lockes woorden serieus en dreef het rechtenvertoog van de liberalen tot zijn uiterste conclusie: als eigendom het gevolg is van arbeid, zei Proudhon, dan is het systeem van loonarbeid onrechtvaardig, aangezien de ontvanger van loon geen eigendom verkrijgt over hetgeen hij produceert.

De kritiek van de eigendom werd nog verder gedreven door Karl Marx, die meende dat Proudhon was blijven steken in de liberale rechtsverhoudingen;[5] net als Hobbes en Hume herkende Marx in de instelling van eigendom een functie van het staatsgeweld (de zgn. primitieve accumulatie). Marx en Engels pleitten in het Communistisch manifest (1848) voor de revolutionaire afschaffing van het burgerlijk-liberale stelsel van eigendom en vervanging daarvan door collectieve vormen van eigendom, waarin in ieder geval de productiemiddelen (grond en kapitaalgoederen) door de werkenden beheerd zouden worden. Zij zagen in de kapitalistische maatschappij, met haar neiging om eigendom in de handen van weinigen te concentreren, een natuurlijke voorloper van de communistische maatschappij.[6]

De marxistische idee van eigendom, werd, althans in naam, in de praktijk gebracht in de communistische staten die in de twintigste eeuw bestonden. De eigendom van productiemiddelen was hier echter voornamelijk staatseigendom, niet collectieve eigendom, gerechtvaardigd met de idee dat de staat het volk vertegenwoordigde. (Eigendom van consumptiegoederen was wel particulier en sommige van deze staten stonden eigendom van kleine ondernemingen toe.)

Sinds de val van het communisme is de particuliere vorm van eigendom opnieuw de dominante vorm, hoewel overheden nog steeds de mogelijkheid hebben om hier beperkingen aan op te leggen, binnen de grenzen van het recht.[1]

Juridisch

Nederlands recht

Eigendom is geregeld in Boek 5 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. Artikel 1, eerste lid luidt:

Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.

Het tweede lid zegt: " Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen." Het derde lid zegt: "De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten."

Zie ook Gemeenschap (juridisch).

Duits recht

Der Eigentümer einer Sache kann, soweit nicht das Gesetz oder Rechte Dritter entgegenstehen, mit der Sache nach Belieben verfahren und andere von jeder Einwirkung ausschließen. Der Eigentümer eines Tieres hat bei der Ausübung seiner Befugnisse die besonderen Vorschriften zum Schutz der Tiere zu beachten.
(De eigenaar van een zaak kan, voor zover de wet of de rechten van derden zich daartegen niet verzetten, met de zaak doen naar hem goeddunkt en anderen van elk gebruik daarvan uitsluiten. De eigenaar van een dier moet bij de uitoefening van zijn bevoegdheden de bijzondere bepalingen ter bescherming van het dier in acht nemen.)
§ 903 BGB.

Napoleontisch recht

La propriété est le droit de jouir et disposer des choses de la manière la plus absolue, pourvu qu'on n'en fasse pas un usage prohibé par les lois ou par les règlements.
(Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen.)
Art. 544 Franse Code civil (art. 544 Belgisch Burgerlijk Wetboek).

Eigendom bestaat uit drie componenten:

  1. usus (ius utendi): recht op gebruik van het goed
  2. fructus (ius fruendi): recht op het genot van het goed
  3. abusus (ius abutendi): recht van beschikking op het goed.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt:

Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.

De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.

Het eigendomsrecht dat hier wordt bedoeld is ruimer dan het eigendomsrecht uit het privaatrecht (goederenrecht). De Engelse tekst van het EVRM spreekt ook niet van properties, eigendom (behalve in de artikeltitel), maar van possessions, bezittingen.[7]

Deze bepaling creëert geen eigendomsrechten, doch beschermt slechts bestaande rechten (zaak Anheuser-Busch). In het Nederlands zou het duidelijker zijn om van vermogensrechten te spreken, dat wil zeggen op geld waardeerbare rechten, waartoe niet alleen eigendom maar ook bijv. rechtsvorderingen vallen.

Universele Verklaring van de rechten van de mens

Hoewel niet bindend, schrijft artikel 17 UVRM het volgende voor:

Ieder persoon, hetzij alleenstaand of tot een collectiviteit behorend, heeft recht op eigendom. Niemand mag op willekeurige wijze uit zijn eigendom ontzet worden.

Algemeen

Bij het eigendomsrecht is er sprake van recht van genot, recht van gebruik en recht van beschikking. Uit deze terminologie kunnen we afleiden dat de term eigendom alleen van toepassing is op stoffelijke objecten die voor menselijke beheersing vatbaar zijn (zie ook: Goederen en zaken). Van niet-stoffelijke objecten (vermogensrechten) is men geen eigenaar, doch "slechts" rechthebbende.

Een eigenaar mag binnen bepaalde grenzen alles met zijn of haar zaak doen. Het houdt in de regel zelfs het recht in om de zaak te vernietigen. Echter, het staat de eigenaar niet vrij om een zaak te gebruiken op een wijze die strijdig is met de wet, met de rechten van anderen of op een wijze die "misbruik van bevoegdheid" oplevert.

Een eigenaar is meestal ook de bezitter van de zaak, maar dat hoeft niet. Als de zaak namelijk is gestolen of op andere wijze uit het bezit van de eigenaar is ontvallen blijft het eigendomsrecht overeind. De eigenaar is te allen tijde bevoegd om de zaak van iemand die haar zonder recht houdt op te eisen (art. 5:2 BW). In een aantal gevallen kun je echter als eigenaar toch het nakijken hebben. Indien een dief de zaak namelijk verkoopt aan een derde die te goeder trouw is, beschermt de wet in bepaalde gevallen de nieuwe eigenaar en vergaat het eigendomsrecht van de originele eigenaar (zogenaamde derdenbeschermende bepalingen; zie ook: overdracht).

Eigendom kan op twee manieren worden verkregen: "originair" en "derivatief". In het eerste geval had niemand tevoren de eigendom, zoals bij een res nulli, een onbeheerde zaak waarvan de vorige eigenaar de eigendom welbewust heeft prijsgegeven (denk aan de inhoud van een vuilnisbak), of een zaak die zelfs nog nooit een eigenaar had. Nog een ander voorbeeld is een zaak die tevoren niet eens bestond, bij zaaksvorming. Bij "derivatieve" eigendomsverkrijging wordt het eigendomsrecht van de oude op de nieuwe eigenaar overgedragen. Meestal gebeurt dit in het kader van een overeenkomst, zoals koop/verkoop, schenking of inbreng in een vennootschap. Ook een huwelijkscontract is een overeenkomst waarbij eigendom overgedragen kan worden aan de huwelijksgemeenschap of aan de partner. Een eigendomsrecht kan ook overgedragen worden als onderdeel van een erfenis, door verjaring of door natrekking.

Juridisch wordt er verschil gemaakt tussen de "titel" van een eigendomsoverdracht en de eigendomsoverdracht zelf. Bij een overeenkomst (of andere verbintenis) kan slechts een verplichting ontstaan tot eigendomsoverdracht, maar die vindt in het algemeen pas plaats bij bezitsverschaffing. Juridisch word je bij een koop(-overeenkomst) dus nog geen eigenaar (naar Nederlandse opvattingen)! Andere landen (bijv. Duitsland) kennen een andere systematiek.

Intellectuele eigendom

Vanaf de achttiende eeuw heeft het begrip "intellectuele eigendom" ingang gevonden als verzamelterm van voornamelijk auteurs-, octrooi- en merkenrechten. Juridisch is hier echter geen sprake van eigendom, al was het maar omdat deze rechten doorgaans slechts voor een beperkt aantal jaren gelden.

Waar het echte eigendomsrecht slechts betrekking kan hebben op stoffelijke zaken, heeft "intellectuele eigendom" in essentie betrekking op informatie. Het gebruik van een zaak op een bepaald moment kan niet gedeeld worden, het gebruik van informatie wel: het is "niet rivaliserend", in economische termen). Dat maakt dat de argumenten voor "intellectuele eigendom" wezenlijk anders zijn (vooral economisch), en daarom ook kan wel voor alle "stoffelijke zaken" eigendom worden verkregen, doch slechts voor specifieke vormen van informatie, vastgelegd in diverse wetten, en geldt voor het overige het beginsel dat ideeën vrij zijn.

Rechtspersonen

Rechtspersonen zijn abstracte entiteiten die door het recht persoonlijkheid toegekend gekregen hebben, waardoor ze op dezelfde wijze rechten en verplichtingen kunnen hebben als natuurlijke personen. Zij kunnen dus eveneens eigenaar van zaken worden.

Een wijdverbreid misverstand is de opvatting dat aandeelhouders (of soms de leden) eigenaar van de rechtspersoon zijn. Dit is echter onjuist, daar het in de meeste rechtsstelsels niet mogelijk is dat een persoon eigenaar van een ander persoon wordt ('slavernij'). De aandeelhouders hebben slechts de eigendom van de aandelen, die financiële, zeggenschaps- en informatierechten met betrekking tot de rechtspersoon verschaffen. Wel betekent dit dat ze in economische zin als 'eigenaar' kunnen worden aangemerkt (zie hieronder).

Juridische en economische eigendom

Buiten het civiele recht wordt het begrip eigendom ruimer opgevat. Het is immers mogelijk dat met betrekking tot een zaak een derde bepaalde rechten verwerft, die zo omvattend zijn, dat deze derde een economisch belang bij de zaak krijgt. Hij wordt dan degene die belang heeft bij economische waardeveranderingen van de zaak en is derhalve economisch eigenaar. Het begrip is echter geen juridisch begrip en de werkelijke eigendom in juridische zin blijft berusten bij de oorspronkelijke eigenaar, die derhalve als juridisch eigenaar wordt aangeduid.

Wanneer een zaak bijvoorbeeld belast is met het recht van vruchtgebruik, zal de vruchtgebruiker alle opbrengsten verwerven en heeft hij dus het economisch belang bij de zaak. De blote eigenaar krijgt hooguit een vaste vergoeding. Economisch vertaalt dit zich in het feit dat de vruchtgebruiker een bepaalde waarde aan zijn recht moet toekennen. Ook in een (onder huidig Nederlands recht verboden) fiduciair eigendom geldt dit: de overdrager raakt zijn juridische eigendom kwijt maar behoudt de economische eigendom omdat het de bedoeling is dat de fiduciair eigenaar op een gegeven moment de zaak teruglevert en de overdrager de zaak bovendien mag blijven gebruiken.

Ook aandeelhouders worden economisch als eigenaars van de vennootschap gezien, al zijn ze dat juridisch beslist niet. Hierdoor wordt de waarde van hun aandelen gerelateerd aan de intrinsieke waarde van de onderneming. Het is ook mogelijk, bij wijze van bescherming tegen overname, de juridische en economische eigendom van aandelen te scheiden door ze te certificeren. De certificaten geven financiële rechten maar geen stemrechten en worden geplaatst, terwijl de echte aandelen gehouden worden door een Stichting Administratiekantoor (STAK). Ook kan een natuurlijk persoon of een topholding als economisch eigenaar worden gezien van een concern, daar deze de economische belangen en indirect ook beslissingsmacht heeft.

In het belastingrecht wordt eveneens scherp onderscheid gemaakt tussen juridische en economische eigendom. De economische eigenaar zal een groot deel (of zelfs het geheel) van de aan de zaak gerelateerde belastingplicht moeten dragen en de juridisch eigenaar krijgt een corresponderende korting doordat zijn eigendom lager gewaardeerd wordt. Omdat de eigendom economisch gesplitst wordt, geldt dit ook voor de belastingplicht. Ook mogen in sommige gevallen (bijvoorbeeld in belastingverdragen met de V.S.) slechts de uiteindelijk economisch gerechtigden gebruikmaken van belastingverdragen.

Ten slotte speelt de economische eigendom een grote rol in compliance en antiwitwaswetgeving. Aanhangig is het wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten. Bedrijven (in met name de financiële sector) worden verplicht na te gaan wie de uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owner of UBO) van hun zakenpartner zijn, en wel voorafgaand aan het aangaan van de relatie. De UBO kan slechts een natuurlijk persoon zijn. Het is de bedoeling dat men vanaf de zakenpartner de aandeelhouders nagaat tot men bij een UBO uitkomt, en deze onderzoekt. Wanneer de uitkomst van dit onderzoek geen duidelijk resultaat oplevert of de klant niet coöperatief is, dient in de meeste gevallen de klant te worden geweigerd of aangemeld bij Justitie. In alle andere gevallen moet het bedrijf het risico van deze UBO inschatten en zelf beslissen of het wel of niet zaken wil doen met het bedrijf.[8]

Over uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies komt er een apart wetsvoorstel.

Cultuurverschillen

Een incorrecte opvatting is dat sommige groepen oorspronkelijke Noord-Amerikanen het begrip 'eigendom' niet kenden. Zo zouden de indianen die Manhattan aan de Nederlanders verkochten, gedacht hebben een goede zaak te hebben gedaan, omdat grond van niemand is. Waarschijnlijker is dat ze bedoelden de Nederlanders een "jachtrecht" toe te kennen, in ruil voor objecten met een geschatte waarde van 24 dollar, en daarbij niet de bedoeling hadden het land over te dragen, maar de Nederlanders slechts als extra bewoners verwelkomden.[9]

In vrijwel alle culturen is het begrip eigendom echter te vinden voor objecten van economische waarde.

Eigendom en economie

Juridisch gaat het om rechtvaardigheid, in de economie bestaan bepaalde opvattingen over de doelmatigheid van eigendom. Een klassiek rechtseconomisch leerstuk is de tragedy of the commons, die erop neerkomt dat een object dat geen duidelijke, individuele eigenaar heeft al gauw verwaarloosd zal worden. Het klassieke voorbeeld is de meent, de gemeenschappelijke weide in een dorp. Als daar geen goede afspraken over worden gemaakt dreigt overbegrazing en voelt niemand zich geroepen het initiatief te nemen tot onderhoud, en hoge kosten te maken waar anderen gratis van profiteren.

Sommige schrijvers (Heller) kwamen eind vorige eeuw met de gedachte dat er ook een "tragedy van de anticommons" bestaat, waarmee gedoeld wordt op het feit dat een teveel aan juridische aanspraken ook niet efficiënt is. Zo delen erfgenamen soms vele generaties diep het auteursrecht van een overledene (auteursrecht geldt tot 70 jaar na de dood van de auteur), wat bijv. bij herpublicatie een moeizaam besluitvormingsproces vergt van talloze (achter)neven.

Zie ook

Juridisch:

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.