Auteursrecht

Auteursrecht is het inherente recht van de maker of een eventuele rechtverkrijgende van een werk van literatuur, wetenschap of kunst om te bepalen hoe, waar en wanneer het werk wordt openbaar gemaakt of verveelvoudigd. Wanneer anderen het werk openbaar maken of verveelvuldigen hebben zij daarvoor in beginsel de toestemming van de rechthebbende nodig, tenzij een wettelijk geregelde uitzondering op deze handeling van toepassing is.

Het auteursrecht ontstaat in de meeste landen (waaronder Nederland en België) van rechtswege, zoals overeengekomen in de Berner Conventie (1886). Dit betekent dat een maker het werk van literatuur, wetenschap of kunst niet hoeft te deponeren of te registreren om deze rechten te verkrijgen. Een maker kan deze rechten overdragen aan een ander door middel van een onderhandse akte. Hierdoor verliest de maker de economische zeggenschap over het gemaakte werk. Via een gebruiksrecht of ook wel een licentie kan een rechthebbende meer economische zeggenschap behouden.

Ook nadat de auteur het auteursrecht heeft overgedragen of licentie heeft verstrekt, kan de auteur zich in sommige gevallen met een beroep op persoonlijkheidsrechten verzetten tegen publicatie. Daarnaast zijn er ook in geval van overdracht van rechten en licenties enkele juridische instrumenten beschikbaar voor de maker, bijvoorbeeld onder het auteurscontractenrecht, om controle terug te krijgen van de uitgever of een andere commerciële exploitant van het werk.[1]

Het auteursrecht op een werk vervalt meestal zeventig jaar, te rekenen vanaf de 1e januari, na het overlijden van de laatstlevende maker van het betreffende werk. Na deze periode is het werk publiek domein en kan het werk verspreid en aangepast worden zonder dat daarvoor toestemming nodig is van rechthebbende(n).

Geschiedenis

Reproductie van een boekdrukmachine uit de 15de eeuw.

Tot de uitvinding van de boekdrukkunst was er niet of nauwelijks sprake van exclusieve rechten op werken van literatuur, wetenschap en kunst. Een van de eerste beeldend kunstenaars die een auteursrechtelijke bescherming voor zijn grafische werk tegen illegaal kopiëren wist te bedingen, was Albrecht Dürer, volgens Dürer zelf sedert 1511, door documenten bewezen sedert 1525. Nadat drukken populair werd, verleenden diverse overheden exclusieve drukrechten op boeken aan drukkers. Aanvankelijk was het auteursrecht dus bedoeld voor de bescherming van uitgevers en de tekst van boeken, pas later voor de schrijvers zelf.

Een regeling uit Groot-Brittannië uit 1710 (The Statute of Anne) erkende voor het eerst dat auteurs, en niet uitgevers, de eerste rechthebbenden moeten zijn. Het hield tevens bescherming in voor kopers van gedrukt werk, in de zin dat uitgevers het gebruik van verkocht werk niet mochten controleren. Ook beperkte het de duur van dergelijke exclusieve rechten. Werken die reeds bestonden ten tijde van de invoering van de Statute of Anne kregen nog 21 jaar exclusiviteit en de werken van na de invoering werden 14 jaar beschermd, waarna het werk of de werken zouden overgaan tot het publieke domein.

Door een geleidelijke uitbreiding van het werkingsgebied en de opkomst van de multimedia is het auteursrecht tegenwoordig ook op veel andere zaken van toepassing, zoals toespraken, software, foto's, films, opgenomen muziek, beeldende kunstwerken, bouwwerken en journalistiek werk.

De Berner Conventie (1886) regelde voor het eerst de erkenning van auteursrechten tussen soevereine landen. Onder deze conventie werd auteursrecht automatisch toegekend aan elk creatief werk. De auteur hoeft het niet te laten registreren en hoeft geen aanvraag te doen om de rechten te verkrijgen. Zodra het werk bestaat – dat wil zeggen, geschreven of opgenomen is op een fysiek medium – worden aan de auteur automatisch alle exclusieve rechten voor dat werk en alle afgeleide werken toegekend, tenzij en totdat de auteur expliciet afstand doet van die rechten of totdat het auteursrecht is verjaard.

De termijn voor verjaring verschilt van land tot land, maar is onder de Berner Conventie minimaal het leven van de auteur plus 50 jaar. In de Europese Unie geldt een termijn van 70 jaar vanaf het overlijden van de auteur. Wanneer auteursrechten niet tijdens het leven van de maker zijn overgedragen verkrijgen de erfgenamen automatisch het auteursrecht. Er zijn verschillende situaties die de termijn van het auteursrecht kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld wanneer de maker van het werk anoniem of pseudoniem is, of wanneer een rechtspersoon als maker aangewezen is.

In bescherming van auteursrecht werd ook voorzien door de Universele Conventie voor Auteursrecht (1952), maar die conventie is vandaag de dag alleen interessant uit historisch oogpunt — deze conventie is de oorsprong van het ©-teken. In praktisch opzicht heeft dit verdrag zijn betekenis verloren omdat vrijwel alle ooit erbij aangesloten landen nu de (oudere) Berner Conventie hebben geratificeerd.

Basisprincipes van het auteursrecht

Om auteursrecht te krijgen moet er sprake zijn van een werk.[2] In de jurisprudentie is er een drempel van creativiteit tot het ontstaan van een auteursrechtelijk beschermd werk. Deze drempel is gelegd bij de "eigen intellectuele schepping van de maker"[3] Een schepping die te banaal of triviaal is, zal daarom geen werk in de zin van het auteursrecht zijn. Voordat deze toets binnen de Europese Unie is ontstaan, bestond er in Nederland een soortgelijke toets, namelijk "elke schepping met een eigen en oorspronkelijk karakter, dat het stempel van de maker draagt" volgend uit het arrest Van Dale/Romme van de Hoge Raad.

De auteursrechthebbende heeft het uitsluitend recht op het werk. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van deze rechthebbende uitoefenen, tenzij er een wettelijk geregelde beperking van toepassing is. Deze uitsluitende rechten vallen uiteen in morele en/of persoonlijkheidsrechten en vermogensrechten en/of economische rechten. Morele rechten, zoals het recht op naamsvermelding, zijn niet overdraagbaar. Economische rechten daarentegen, zoals het recht op eerste openbaarmaking en het recht op verveelvoudiging (kopiëren) van het werk, zijn wel overdraagbaar, bijvoorbeeld via een onderhandse akte of licentie.

Vermelden of een werk auteursrechtelijk beschermd is heeft in verreweg de meeste situaties geen invloed op de beschermde status. Het gebruik van symbool ©, het woord copyright of een zin(snede) zoals dit werk is auteursrechtelijk beschermd heeft daardoor weinig juridische consequenties. Dit type vermelding komt uit de Verenigde Staten, dat pas in 1989 toetrad tot de Berner Conventie. Voordien ontstond auteursrecht in de Verenigde Staten niet van rechtswege en een vermelding als deze was dus noodzakelijk. Het plaatsen van een mededeling omtrent de auteursrechtelijke status is echter zeker niet verboden en kan dus ter informatie van nut zijn voor de consument.

Het bezitten van een auteursrecht betekent nog niet dat dit recht door de houder onder alle omstandigheden gebruikt mag worden. Afspraken die de houder ervan met anderen heeft, kunnen in de weg staan aan het op een bepaalde wijze of jegens bepaalde derden uitoefenen of gebruiken van dat recht. Het auteursrecht kan worden verpand, mits is voldaan aan de bepaaldheidsvereiste ex art. 3:84 lid 2 BW.[4]

Auteursrechten in de Europese Unie

Binnen de Europese Unie bestaan er meerdere Europese richtlijnen die invloed hebben op nationale auteurswetten van de lidstaten. Te denken valt aan de 'Europese Richtlijn op de Auteursrechtelijke Bescherming van Software' en de 'Europese Richtlijn op de Naburige Rechten'. Door internationale verdragen als de Berner conventie en de Europese richtlijnen is de nationale wetgeving rondom het auteursrecht in hoge mate geharmoniseerd.

Duur van het auteursrecht in de Europese Unie

De duur van het auteursrecht is in Europa hoofdzakelijk geharmoniseerd door de 'Europese Richtlijn betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten' en de aanpassing daarop in de 'Europese Richtlijn 2011/77/EU. Deze richtlijnen bieden de volgende structuur ten aanzien van de duur van het auteursrecht. Het auteursrecht loopt altijd af op 1 januari volgend op de datum van de berekening.

Voor werken van literatuur, wetenschap of kunst waarvan de makers bekend zijn duurt het auteursrecht tot en met 70 jaar na de dood van de laatstlevende maker.[5] Bij meerdere makers van een werk geldt dat het werk van de ene maker niet te onderscheiden moet zijn van het werk van een andere maker. Bij een boek met illustraties kan het auteursrecht op de tekst op een ander moment verlopen dan op de illustraties, wanneer deze door verschillende makers gemaakt zijn.

Voor werken waarvan de makers anoniem of pseudoniem zijn duurt het auteursrecht tot en met 70 jaar na eerste rechtmatige openbaring.[6] Deze regel geldt ook wanneer een rechtspersoon is aangemerkt als de maker van een werk.[7] Dit geldt bijvoorbeeld in Nederland voor werken die in dienstverband zijn gemaakt.[8]

Wanneer een werk nooit gepubliceerd is gedurende deze periodes krijgt de (rechts)persoon die het werk voor het eerst publiceert 25 jaar bescherming zoals deze onder het vermogensrecht van het auteursrecht beschreven is.[9]

Naburige rechten, zoals de rechten van uitvoerend kunstenaars en producers van films en muziek hebben een eigen duur die onafhankelijk van het auteursrecht loopt.

Belgisch auteursrecht

De basis van de Belgische auteursrechtregeling is sinds 1 januari 2015 Hoofdstuk 2 van Titel 5 van Boek XI van het Wetboek van economisch recht. Daarvoor was het auteursrecht geregeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. De wet beschermt letterkundige werken en kunstwerken. Overeenkomstig de Berner Conventie, waarvan de laatste herziening in België op 25 maart 1999 in een wettekst is omgezet, is de bovenvermelde uitbreiding van het werkingsgebied ook in België gangbaar.

Er zijn twee basisvereisten. Vooreerst moet de creatie gematerialiseerd zijn zodat ze aan derden meegedeeld kan worden. Een idee of theorie kan zonder notatie niet beschermd worden door het auteursrecht. Ook moet het een originele creatie zijn, met een intellectuele bijdrage van de auteur. Officiële overheidsakten, zoals wetteksten en rechterlijke vonnissen, zijn uitgesloten van auteursrechtbescherming (artikel XI.172 §2). Het beheer van de auteursrechten is in België in handen van Sabam, Unisono en SIMIM. Daarnaast worden nog kopieerrechten geïnd door Auvibel en Reprobel.

Registratie of depot is niet noodzakelijk, maar kan gebeuren bij registratiebureaus van de FOD Financiën of een notaris. Deze twee methodes verlenen een rechtsgeldige vaste datum aan de creatie. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom en sommige privéorganisaties maken ook een registratie mogelijk, waar de rechter de bewijskracht van kan beoordelen.

Uitzonderingen op het Belgisch auteursrecht

Uitzondering op het auteursrecht zijn geregeld in het Belgisch wetboek van economisch recht (Boek XI). Deze zijn in Europa geharmoniseerd via artikel 5 van de 'richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij' (2001/29/EG).

Bestaande uitzonderingen op het Belgisch auteursrecht zijn[10]:

  • Tijdelijke reproductiehandelingen (Artikel XI.189. §3 en Artikel XI.217 8° voor naburige rechten)
  • Foto-reproductie (Artikel XI.190 5°, 6°)
  • Privé-kopie (Artikel XI.190 3° en 9°)
  • Reproducties door bibliotheken, archieven en musea (Artikel XI.190 12°,13°,17°)
  • Kortstondige opnames gemaakt door omroepen (Artikel XI.190 14°)
  • Reproductie of uitzendingen door sociale instellingen (Artikel XI.190 17°)
  • Illustraties voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek (Artikel XI.189 §2 , Artikel XI.190 4° , Artikel XI.190 6°, 7°, 8° )[11]
  • Gebruik ten behoeve van mensen met een handicap (Artikel XI.190 15°)
  • Rapportage door de pers over actuele gebeurtenissen (Artikel XI.190 15°)
  • Citaten voor kritiek of beoordeling, het citaatrecht (Artikel XI.189 §1)
  • Gebruik van openbare toespraken en openbare lezingen (Artikel XI.189 §2)
  • Gebruik van werken of architectuur of sculpturen in openbare ruimtes (Artikel XI.190 2°)
  • Gebruik voor reclame voor de tentoonstelling of verkoop of kunstwerken (Artikel XI.190 §16)
  • Gebruik ten behoeve van karikatuur, parodie of pastiche (Artikel XI.190 10°)
  • Gebruik ten behoeve van onderzoek of privé-onderzoek (Artikel XI.192)

Daarnaast zijn er enkele uitzonderingen die bestonden voordat de richtlijn geïmplementeerd werd in artikelen XI.189 §3, XI.190 11°, en XI.190 16°

Collectieve beheersorganisaties

Remuneratie voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal wordt o.a. ingevorderd en beheerd door:

Nederlands auteursrecht

Artikel 1 van de Auteurswet definieert 'auteursrecht' sinds 1912 als volgt:

Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

Om te bepalen aan wie het auteursrecht toekomt, is van belang te bepalen wie de maker is of eventueel als de fictieve maker van het werk kan worden aangemerkt. Er kan ook sprake zijn van meerdere makers van een werk, van een samensteller van een werk, waarbij al dan niet een gemeenschappelijk auteursrecht kan zijn ontstaan, of van een werkgever die dan automatisch als maker geldt of van een ontwerper die de maker is omdat het werk naar zijn ontwerp en onder zijn leiding en toezicht tot stand is gebracht. In het Nederlands recht geldt dat bij een vervaardigen in loondienst het auteursrecht automatisch aan de werkgever toekomt, tenzij anders door partijen is overeengekomen. Onder andere verhoudingen is het andersom: daar mag dan geen stilzwijgende afstand of overgang worden aangenomen en geldt onverkort het schriftelijkheidsvereiste waarmee de wetgever de doorgaans zwakkere partij van de maker heeft beoogd te beschermen. Het auteursrechtelijk exploitatierecht op een werk kan door de maker door middel van een akte (een ondertekend geschrift) aan een ander worden overgedragen. Deze derde wordt daardoor rechthebbende op het werk. De maker behoudt dan de morele en/of persoonlijkheidsrechten, die kunnen worden ingeroepen ter bescherming van immateriële belangen. Deze rechten zijn onvervreemdbaar, d.w.z. kunnen niet worden afgestaan of overgedragen aan derden. Wel kan eventueel met een andere partij worden overeengekomen dat deze rechten niet worden uitgeoefend.

De onderstaande punten zijn enkele belangrijkste regels voor het Nederlandse auteursrecht.

  • Opzettelijke inbreuk op andermans auteursrecht geldt in Nederland als een misdrijf (art. 31 jo. 33 Aw).
  • Op eigennamen en uitvindingen rust geen auteursrecht, maar kan wel op grond van andere wettelijke regelingen een handelsmerk of een octrooi rusten (in het Engels respectievelijk met trademark en patent aangeduid).
  • Auteurs van wetenschappelijke artikelen waarvan het onderzoek bekostigd is met overheidsgeld, hebben het recht om dat werk na een "redelijke termijn"[12] open toegankelijk te maken via bijv. de universitaire repository. Dit recht is opgenomen in de Nederlandse auteurswet, via het zogeheten Taverne-amendement (art. 25fa) uit 2015.[13]
  • Wanneer een inbreukpleger zich erop beroept dat hij geen commercieel gewin heeft gehad of beoogd en zich van geen kwaad bewust is geweest, wordt dat in de rechtspraak doorgaans niet relevant geacht. Met zijn handelwijze heeft hij immers hoe dan ook inbreuk gemaakt op de auteursrechten van de maker. Niet vereist is dat deze inbreuk opzettelijk of te kwader trouw plaatsvond. Met de inbreuk op de auteursrechten van de maker is dan sprake van onrechtmatig handelen van de inbreukpleger jegens de maker, op grond waarvan de inbreukpleger schadeplichtig is.[14]

Door een inbreuk op zijn auteursrecht kan de maker schade lijden, doordat daarmee licentie-inkomsten worden gederfd, maar ook omdat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de waarde van het exclusieve recht uitsluitend zelf te bepalen waar en hoe het auteursrechtelijk werk mag worden gebruikt.

Geschiedenis Nederlands auteursrecht

Tijdens de Bataafse Republiek kwam de Boekenwet 1803 tot stand. Dit was de eerste nationale regeling in Nederland ter bestrijding van ongeoorloofde nadruk. Het betrof echter een recht van de uitgever en niet van de auteur. Iedereen die een oorspronkelijk werk uitgaf waarop hij het "regt van copie" had, verkreeg het uitsluitend recht dat uit te geven en om tegen nadruk en verkoop van nadrukken op te komen.

Deze wet verloor haar werking toen Nederland onderdeel werd van het Franse Keizerrijk. In deze periode, van 1810 tot 1814, was in het gehele gebied de Franse nationale wetgeving van kracht, onder meer de Franse wet van 19/24 juli 1793 "sur la propriété littéraire et artistique". Die wet regelde de bescherming van schrijvers, componisten, tekenaars en schilders. Daarnaast werden allerlei decreten en wetten ingevoerd ter regeling van de druk en verspreiding van boeken, kranten en tijdschriften, die veel bureaucratie en censuur tot gevolg hadden.

Toen Nederland in 1813 onafhankelijk werd van Frankrijk, werden die Franse regelingen grotendeels teruggedraaid. Op 24 januari 1814 werd door Koning Willem I een Soeverein Besluit afgekondigd, het Besluit van den 24 Januarij 1814, no.1, houdende bepalingen omtrent den Boekhandel en den eigendom van Letterkundige Werken (Stbl.1814, nr.17). Daarbij werden de Franse wetten "betrekkelijk de boekdrukkerij en den boekhandel" afgeschaft en werd de toestand van voor de Franse Tijd hersteld.

Voor de Zuidelijke Nederlanden werd echter in september 1814 een ander Souverein Besluit afgekondigd, waarmee eveneens de Franse wetten "sur l'imprimerie et la librairie" werden ingetrokken. Daarbij werd nu echter óók bepaald dat elke schrijver in le Gouvernement de la Belgique het uitsluitend recht had om zijn werk te laten drukken en verkopen. Dat recht had hij gedurende zijn hele leven en zijn erfgenamen kregen het na zijn overlijden gedurende hun hele leven.

In deze juridisch onoverzichtelijke periode golden in Nederland dus twee wezenlijk verschillende regelingen: één voor de Noordelijke en één voor de Zuidelijke Nederlanden. Het kopijrecht in het Noorden diende slechts ter bescherming van boekdrukkers en -uitgevers, terwijl in het Zuiden reeds sprake was van een werkelijk auteursrecht ten gunste van de auteurs zelf, zoals tegenwoordig min of meer vanzelfsprekend is.

De Auteurswet 1817, die aan deze overgangsfase een eind maakte, werd de eerste echte Nederlandse wettelijke regeling van het auteursrecht. Deze regeling werd later vervangen door de Auteurswet 1881 en uiteindelijk door de Auteurswet 1912. Deze laatste wet is thans nog steeds van kracht, zij het herhaaldelijk gewijzigd en sinds maart 2008 eenvoudigweg Auteurswet (zonder jaartal) genaamd.

Uitzonderingen op het Nederlands auteursrecht

Niet in alle gevallen is het maken van kopieën het alleenrecht van de eigenaar van het auteursrecht of van licentiehouders. Uitzondering op het auteursrecht zijn geregeld in de Auteurswet. Deze zijn in Europa geharmoniseerd via artikel 5 van de 'richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij' (2001/29/EG).

De volgende handelingen worden onder zekere voorwaarden niet als inbreuk op het auteursrecht beschouwd:

  • Tijdelijke reproductiehandelingen (Artikel 13(a))
  • Foto-reproductie (Artikelen 16b, 16(h)-16-(m))
  • Privé-kopie (Artikelen 16(b)(1), 16(c)-16(GA))
  • Reproducties door bibliotheken, archieven en musea (Artikelen 16b, 16h-16m, en 16n)
  • Kortstondige opnames gemaakt door omroepen (Artikel 17b)
  • Illustraties voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek (Artikelen 12.5, 16, en 16h-16m)
  • Gebruik ten behoeve van mensen met een handicap (Artikel 15i)
  • Rapportage door de pers over actuele gebeurtenissen, mits met bronvermelding (Artikel 15, 16a)
  • Citaten voor kritiek of beoordeling (Artikel 15a)
  • Gebruik ten behoeve van de openbare veiligheid (Artikel 22)
  • Gebruik van openbare toespraken en openbare lezingen (Artikel 15b)
  • Gebruik van werken tijdens erediensten (Artikel 17c, 15b)
  • Panoramavrijheid – Gebruik van werken of architectuur of sculpturen in openbare ruimtes (Artikel 18)
  • Incidenteel gebruik als onderdeel van ondergeschikte betekenis (Artikel 18a)
  • Gebruik voor reclame voor de tentoonstelling of verkoop van kunstwerken (Artikel 23)
  • Gebruik ten behoeve van karikatuur, parodie of pastiche (Artikel 18b)
  • Gebruik ten behoeve van onderzoek of privé-onderzoek (Artikel 15h)
Auteursrecht op religieuze werken

Bij religieuze werken is niet altijd duidelijk wie de rechthebbende is. Bij oude teksten geldt dat het auteursrecht vervallen is. Gelovigen zijn er vaak van overtuigd dat hun god het werk geschreven heeft of op zijn minst heeft gedicteerd. Dit heeft echter geen praktische betekenis voor het auteursrecht. Op (recente) vertalingen van heilige teksten zal auteursrecht rusten van de vertaler of uitgever.

Een Nederlandse zaak die en passant grote invloed had op rechtspraak over het internet, "Scientology tegen Karin Spaink en internetproviders" resulteerde in het Scientology-arrest. Dit was een gewone auteursrechtenzaak, waarbij Scientology ultieme controle over haar heilige documenten wilde behouden. De kerk vraagt grote sommen geld voor het mogen lezen van die documenten, en heeft dus belang bij de auteursrechten. In hoger beroep vond de rechter dat het algemeen belang gediend was met het wijzen op het mogelijke gevaar van Scientology, en stelde hij Spaink in het gelijk.

Collectieve beheersorganisaties

Remuneratie voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal wordt o.a. ingevorderd en beheerd door:

Afwijkende duur voor postuum gepubliceerde werken

Voor werken die voor 1995 postuum (na de dood van de maker) openbaar gemaakt zijn, geldt een beschermingsduur van 50 jaar na publicatie, indien deze termijn langer is dan de "standaard" 70 jaar na de dood van de auteur.

Antilliaans en Arubaans auteursrecht

De auteursrechtverordeningen van Aruba en de Nederlandse Antillen zijn gebaseerd op de Antilliaanse auteursverordening van 1913, die op zijn beurt weer gebaseerd is op de Nederlandse auteurswet van 1912. Antilliaans en Arubaans auteursrecht heeft dus dezelfde uitgangspunten als de Nederlandse auteurswet in haar oorspronkelijke vorm.[15]

Copyleft

Gespiegeld copyrightteken, een gangbaar symbool voor copyleft

De toenemende wetgeving op het gebied van auteursrecht heeft sommige mensen er toe bewogen actie te voeren voor een minder restrictief en 'vrijer' auteursrechtenbeleid. Deze beweging wordt ook wel de Free Culture-beweging genoemd. Enkele belangrijke 'leden' van deze beweging zijn onder meer Creative Commons, die lossere licenties aanbiedt die auteurs op hun werk kunnen gebruiken, en burgerrechtenorganisaties als het Amerikaanse EFF, het Nederlandse Bits of Freedom en de vereniging Open Nederland.[16]

Internationale verdragen

Er zijn verschillende internationale overeenkomsten met betrekking tot auteursrecht, waaronder:

  • De Berner Conventie, 1886
  • De Universele Conventie voor Auteursrecht (Universal Copyright Convention), 1952
  • De WIPO Copyright Treaty (het WIPO Verdrag met betrekking tot auteursrechten)
  • De WIPO Performances and Phonograms Treaty (het WIPO Uitvoeringen- en Grammofoonplatenverdrag)
  • De Trade Related Aspects of Intellectual Property (TRIPS) (regelt de rechten met betrekking tot handel in intellectuele eigendommen)

Daarnaast is er ook een groot aantal verdragen die specifieke onderdelen van het auteursrecht regelen.

Deze verdragen harmoniseren aspecten van het auteursrecht in vrijwel alle landen van de wereld

Literatuur (o.a.)

  • Spoor, Verkade, Visser, Auteursrecht, uitg. Wolters Kluwers (2019); 4de druk.
  • D.J. Hesemans Auteursrecht, uitg. Kluwer, Deventer (2008); 2 delen.
  • Christiaan F.J. Schriks Het kopijrecht, 16de tot 19de eeuw - aanleidingen tot en gevolgen van boekprivileges en boekhandelsusanties, kopijrecht, verordeningen, boekenwetten en rechtspraak in het privaat-, publiek- en staatsdomein in de Nederlanden, met globale analoge ontwikkelingen in Frankrijk, Groot-Brittannië en het Heilig Roomse Rijk, uitg. Walburg Pers, Zutphen (2004); hierin m.b.t. de betreffende periode en de totstandkoming van de wet van 1817 Deel III, Hoofdstuk 5 Boekenwetten tijdens het Soeverein Vorstendom van de Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk der Nederlanden, 1813-1817 - Het ontwerp Wenckebach/Blussé de Jonge (pp.391–450).

Zie ook

Artikelen over aanverwante rechten en uitzondering op het auteursrecht

Organisaties

Verwante thema's

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.