Verjaring

Verjaring betekent dat men door verloop van een door de wet bepaalde tijd in rechte iets verkrijgt, of van een verbintenis wordt bevrijd.

De vordering dooft niet uit, maar is niet meer opeisbaar.

Daarnaast kan door verjaring een erfdienstbaarheid ontstaan: iets dat lang geduld is moet men blijven dulden.

Verjaring in België

Burgerlijk recht

In het burgerlijk recht of het handelsrecht houdt bevrijdende verjaring in dat de schuldenaar geen afdwingbare schuld of geen afdwingbare verbintenis meer heeft; de schuldeiser heeft dan geen vordering meer. De verbintenis zelf blijft overigens wel bestaan en wordt aangeduid als een natuurlijke verbintenis. Dat impliceert dat als de schuldenaar de verbintenis nakomt, omdat hij zich er niet van bewust is dat de vordering is verjaard, hij zijn prestatie uit onverschuldigde betaling niet kan terugvorderen.

In het fiscaal recht betekent dit dat men niet meer kan belast worden; de termijn waarbinnen de belasting kan geheven of ingevorderd worden, is verstreken.

Het burgerlijk recht kent ook de verkrijgende verjaring. De bezitter van een zaak die geen eigenaar is kan na verloop van een bepaalde tijd (10 jaar, 30 jaar) volledig en rechtmatig eigenaar worden. Het onderscheid tussen bevrijdend en verkrijgend is enigszins misleidend. De bezitter "verkrijgt" door verjaring maar wordt "bevrijd" van de teruggaveplicht aan de eigenaar. Bezit voor rekening van een ander, zoals in geval van huur, zaakwaarneming of vruchtgebruik doet echter de termijn voor deze verjaring niet lopen. Anderzijds komt zelfs aan de mogelijkheid om van de dief of zijn erfgenamen een zaak terug te vorderen ooit een einde.

Ten slotte kent men ook nog de kwijtende verjaringen. Deze laatste berusten op een vermoeden van betaling, en zijn enkel toepasbaar op de bijzondere gevallen die zich bevinden in de afdeling van het B.W. die gewijd is aan “enige bijzondere verjaringen”. Hij die beweert betaald te hebben draagt hiervan de bewijslast. Nochtans zou het onredelijk zijn om onbeperkt de bewijsstukken van een betaling bij te houden. De schuldenaar kan in die situaties louter door het inroepen van het verstrijken van de aangegeven korte verjaringstermijn, aan een concrete veroordeling tot betaling ontkomen. Hierin schuilt het kwijtend karakter van de verjaring). De kwijtende verjaring impliceert evenwel niet meer dan een louter vermoeden van betaling. Dit vermoeden kan in sommige omstandigheden buiten spel worden gezet (art. 2274 B.W.) of kan in de loop van een procedure door andere bewijsmiddelen worden overtroefd (art. 2275 B.W.).

Strafrecht

Men moet het onderscheid maken tussen de verjaring van de strafvordering (is de strafvordering verjaard, dan kan men niet meer vervolgd worden/voor de rechtbank worden gebracht) en de verjaring van de straf (is er wel een straf uitgesproken door de rechter, maar is deze verjaard, dan kan deze straf niet meer worden uitgevoerd).

Verjaringstermijnen

Burgerlijk recht

  • Zakelijke rechtsvorderingen: (blijft) 30 jaar (ook na de wijzigingswet van 1998, art. 2262 BW)
  • Persoonlijke rechtsvorderingen: in beginsel 10 jaar (art. 2262bis, §1 BW), behalve in bepaalde gevallen. Bijvoorbeeld: bij aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad: 5 jaar vanaf kennis van de schade en/of verzwaring daarvan met een globaal maximum van 20 jaar (art. 2262bis, §1, tweede en derde lid BW).
  • Facturen voor water, gas, elektriciteit en telecom: vijf jaar (artikel 2277, tweede lid BW)

Strafrecht

Soort misdrijf Verjaring strafvordering Verjaring straf
Overtreding 6 maanden 1 jaar
Verkeersovertreding 1 jaar (uitzonderingen: rijden onder invloed van alcohol of drugs, zonder rijbewijs, vluchtmisdrijf: 3 jaar; aanrijding met gewonden of doden, zonder verzekering: 5 jaar[1]) 1 jaar
Gecontraventionaliseerd wanbedrijf 1 jaar 5 jaar
Wanbedrijf (< 3 jaar) 5 jaar 5 jaar
Wanbedrijf (+ 3 jaar) 5 jaar 10 jaar
Gecorrectionaliseerde misdaden 5 jaar (uitzondering: zedenmisdrijven 10 jaar) 20 jaar
Misdaden 10 jaar 20 jaar
Niet-correctionaliseerbare misdaden 15 jaar 20 jaar
Uitzonderingen (bijvoorbeeld genocidewet) onverjaarbaar

Stuiting en schorsing

Verjaring kan gestuit of geschorst worden. Stuiten betekent dat de verjaringstermijn helemaal van nul af aan opnieuw begint te lopen; schorsen betekent dat de termijn voor een zekere tijd onderbroken wordt en na de schorsing verder loopt voor het resterende gedeelte.

Verjaring in Nederland

Vervolgingsverjaring

In het strafrecht betekent dit dat men voor een daad niet meer kan worden gestraft; de termijn waarbinnen de strafvordering kan worden ingesteld, of waarbinnen de straf kan worden uitgevoerd, is verstreken.

De verjaringstermijn bedraagt:

Straf Verjaring Europees Nederland
art. 70 Sr
Verjaring Caribisch Nederland
art. 72 Sr BES
Overtredingen 3 jaar 2 jaar
Geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van drie jaar of minder 6 jaar 6 jaar
Tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaar 12 jaar 12 jaar
Tijdelijke gevangenisstraf van meer dan acht jaar 20 jaar
Twaalf jaar of meer gevangenisstraf geen verjaring 18 jaar

De termijn van verjaring begint op de dag nadat het strafbare feit is gepleegd, of in sommige gevallen later. Zo begint bijvoorbeeld de termijn bij een zedendelict met een minderjarig slachtoffer bij het meerderjarig worden van het slachtoffer.

Zoals deels al uit de tabel blijkt kunnen de volgende misdrijven in Europees Nederland niet verjaren:

- misdrijven waarop een levenslange gevangenisstraf staat (zoals moord);

- misdrijven met een gevangenisstraf van 12 jaar of meer (zoals verkrachting, mensensmokkel en doodslag);

- zedenmisdrijven tegen kinderen met een straf van 8 jaar.

Oude gevallen

Bij wetswijzigingen waarbij de verjaringstermijn verlengd wordt is steeds bepaald dat deze ook geldt voor zaken die al hebben plaatsgevonden, behalve zaken die al verjaard waren.[2][3] Het huidige art. 70 Sr geldt dus voor nu gepleegde misdrijven. Voor in het verleden gepleegde misdrijven moet de wetsgeschiedenis worden geraadpleegd.[4]

Stuiting

Elke daad van strafvervolging stuit de verjaring (art. 72 Sr).

Verjaring in het vermogensrecht

Verjaring in het vermogensrecht is geregeld in Boek 3 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, art. 99 - 106 en art. 306 - 326, met onder meer:

Artikel 99: Rechten op roerende zaken die niet-registergoederen zijn, en rechten aan toonder of order worden door een bezitter te goeder trouw verkregen door een onafgebroken bezit van drie jaren, andere goederen door een onafgebroken bezit van tien jaren.

Artikel 306: Indien de wet niet anders bepaalt, verjaart een rechtsvordering door verloop van twintig jaren.

Zolang een schuldeiser herinneringen blijft sturen, verjaart een vordering niet. Doet hij dit niet, dan is het uitgangspunt een wettelijke verjaringstermijn van 20 jaar. Bij consumentenkoop en energielevering geldt echter een termijn van twee jaar. Rechters controleren verjaring niet (altijd) ambtshalve, dus de schuldenaar moet zelf met dit verweer komen. [5]

Artikel 3:310 Bw bepaalt dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart 5 jaar nadat de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval 20 jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden, met de volgende uitzondering: indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen.

Indien een Europese Richtlijn niet juist is geïmplementeerd (verwerkt) in de Nederlandse wetgeving is daarmee sprake van een onrechtmatige daad van de Staat. Zo werd de Databankenrichtlijn niet juist verwerkt in de Nederlandse wet. Niet alleen het invoeren van de onjuiste wetgeving eind jaren 90 maar ook het in stand houden van die onjuiste wet tot 2014 is onrechtmatig. In een zaak van de Telegraaf tegen de staat over de zogeheten “geschriftenbescherming” van tv-programmagegevens bepaalde de Hoge Raad[6] dat, ook al was de onrechtmatige wet uit de jaren 90, er deels geen sprake was van verjaring en de bij de Staat over de vijf jaar voorafgaand aan de aansprakelijkstelling uit 2012.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.