Socialisme

Socialisme is een politieke maatschappijvorm gebaseerd op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, of de verzamelnaam voor een verscheidenheid aan politieke en ideologische stromingen die naar een dergelijke maatschappij streven. Kerngedachte binnen deze stromingen is dat het collectief, al dan niet belichaamd door de overheid/staat, de hoogste beslissingsbevoegdheid heeft over de verdeling van macht en goederen. Arbeiderszelfbestuur staat centraal bij verscheidene socialistische theorieën.

Socialisme
Portret van Karl Marx omstreeks 1875
Algemene info
Grondlegger(s)Saint-Simon
Karl Marx
Friedrich Engels
(diverse anderen, afhankelijk van afbakening van het begrip socialisme, dat per tijd verschilt)
Ontstaan18de / 19de eeuw
LocatieParijs / Brussel / Londen
IdeologenRobert Owen
Ferdinand Lassalle
William Morris
John Dewey
Edvard Kardelj
Robin Hahnel
Michael Albert
Pierre-Joseph Proudhon
Charles Fourier
Politiek spectrum
Links
Stromingen
Communisme
Democratisch socialisme
Libertair socialisme
Marktsocialisme
Marxisme
Sociaal-anarchisme
Sociaaldemocratie
Syndicalisme
Revolutionair socialisme
Symbolen
Charter van Quaregnon
Internationale
Dag van de Arbeid
Rode roos
Organisaties
Politieke partijenBelgië:
sp.a / PS /SP
PVDA-PTB
LSP-PSL
SAP-LCR
Rood!
Nederland:
PvdA
SP
NCPN
VCP
VakbondenBelgië: ABVV
Nederland: FNV
MutualiteitenBelgië: Soc.mut
Portaal    Politiek

Traditioneel wordt hiermee bedoeld dat de staat het verschil in economische macht, dat samenvalt met het verschil tussen arm en rijk, nivelleert en zo een einde maakt aan de klassenmaatschappij. Een wat modernere interpretatie is dat volledige nivellering niet noodzakelijk is voor het verwezenlijken van een eerlijke samenleving, maar vrijwel elke socialistische theorie gaat uit van een sterk overheidsingrijpen om sociale en maatschappelijke problemen op te lossen en kenmerkt zich door een sterke antipathie versus een (te) vrije markt. In dat opzicht staat het socialisme van oudsher lijnrecht tegenover kapitalisme en liberalisme. Het idee van een maakbare samenleving staat centraal in het socialisme.

Of de samenleving gevormd moet worden door overheidsingrijpen of door individueel initiatief is van oudsher een strijdpunt binnen de socialistische beweging. Een meerderheid van sociaaldemocraten, marxisten en anderen zien heil in ingrijpen in economie en maatschappij door politieke partijen en regeringsdeelname, terwijl anarchistisch georiënteerde socialisten doorgaans fel gekant zijn geweest tegen staatsmacht, vooral waar die als ondemocratisch wordt ervaren.

Oorsprong van het woord socialisme

Het woord socialisme stamt af van de Latijnse woorden socius en socialis. Het woord socius betekent deelgenoot of gemeenschappelijk, terwijl socialis op zijn beurt kameraadschappelijk of het behoren tot een gezelschap betekent.[1]

Het oudste bekende gebruik van de term socialist is in een Italiaanse krant uit 1803 gevonden, maar daar werd het niet gebruikt in een politieke of economische betekenis.[2] De oudste gevonden politieke gebruik van het woord socialist was in 1827 in de Britse krant Co-operative Magazine dat werd uitgegeven door de aanhangers van Robert Owen.[2][3] In 1832 werd het woord socialisme gebruikt in een artikel van Pierre Leroux in Le Globe, waar hij het woord socialisme gebruikte om de denkbeelden van Saint-Simon te beschrijven.[2] Het woord socialisme werd in 1833 gebruikt in de krant The Poor Man’s Guardian, dat werd uitgegeven door Owen-aanhanger Henry Hetherington.[4] Ook is bekend dat de term socialisme in 1835 werd gebruikt door aanhangers van Owen.[4]

Theorieën

Politiek-theoretisch valt het socialisme te herleiden tot de negentiende eeuw en dan met name tot de werken van Karl Marx (marxisme). Marx herinterpreteerde de filosofie van Hegel en Fichte en herformuleerde hun idealistisch stelsel op basis van zijn eigen historisch materialisme dat grofweg samengevat kan worden tot de theorie dat elk maatschappelijk systeem zich door een aantal stadia, waaronder socialisme, heen ontwikkelt om uiteindelijk op het communisme uit te komen, een maatschappij zonder privaat eigendom en leiderschap.

Latere politicologen en socialisten hebben ook in gebeurtenissen als de Franse Revolutie, de Griekse democratie of het anabaptisme socialistische kenmerken gezocht. Het magnum opus 'De Socialisten' van H.P.G. Quack is daar een goed voorbeeld van.

Tijdens de 19e en 20e eeuw zijn er veel verschillende socialistische stromingen ontstaan. Het orthodoxe marxisme wordt, behalve door kleine 'extreemlinkse' organisaties, tegenwoordig zelden meer aangehangen. Mede door de ervaring met de communistische Sovjet-Unie is het socialisme in zijn extremere vorm niet zo populair meer. Veel van de gedachten zijn thans echter wel geïncorporeerd in modernere politieke stromingen en er bestaat een aantal grote gematigd socialistische partijen. Deze kenmerken zich veelal door een sceptische houding ten opzichte van deregulering en een terugtredende overheid en het streven naar een sterke welvaartsstaat.

Binnen het socialisme bestaan er verschillende houdingen tegenover religie. Enerzijds bestaan er het christensocialisme en het religieus-socialisme, maar anderzijds is religie strijdig met de atheïstische beginselen van het marxistisch en blanquistisch socialisme. Religies als het christendom en de islam hebben in hun sociale leer, bijvoorbeeld die van de katholieken, elementen met het socialisme gemeen, maar de antireligieuze socialisten streefden naar een machtsmonopolie waarbinnen geen plaats was voor andere, rivaliserende ideologieën en machtsstructuren. Volgens de opvatting (vergelijk propaganda) van de antireligieuze socialisten, gebruikten de religieuze leiders, via een valselijk gecreëerd godsbeeld (dat van een alziende en straffende God), het kerksysteem om de bevolking angst aan te jagen en financieel uit te buiten.

Het Duitse fascistoïde nationaalsocialisme uit de Tweede Wereldoorlog wordt niet algemeen als een socialistische stroming beschouwd. Volgens sommigen, voornamelijk zij die actief overheidsingrijpen in de economie als 'socialistisch' beschouwen, komt het nationaalsocialisme hiervoor wel in aanmerking.

Geschiedenis van het socialisme

Voorlopers

Voor 1789 waren er al denkers en groeperingen die als voorlopers van het socialisme kunnen worden beschouwd, zoals Lycurgus, Plato, de radicale vleugel van de taborieten, Thomas Müntzer, de wederdopers van Münster en Jean Morelly. Ook waren er schrijvers die fictieve boeken hebben geschreven over samenlevingen die socialistische kenmerken bezaten, zoals Thomas More met zijn boek Utopia en Tommaso Campanella met het boek De Zonnestaat.

Geschiedenis van het socialisme van 1789 tot 1900

Het socialisme kwam werkelijk op in de tijd van de Franse Revolutie en de daarop volgende industriële revolutie (eind 18de, begin 19de eeuw). Ook het verwante anarchisme kent zijn oorsprong in deze tijd. De eerste aanzetten tot socialistische theorievorming worden tegenwoordig onder de noemer utopisch socialisme geschaard. Pas de opkomst van het marxisme, eind 19e eeuw, zorgt voor een verenigde arbeidersbeweging met een gemeenschappelijke ideologie.

Gracchus Babeuf en Filippo Buonarroti wilden in 1796 de macht in Frankrijk grijpen door een staatsgreep. Na de staatsgreep wilden zij grote onteigeningen uitvoeren en het erfrecht afschaffen, zodat uiteindelijk alles staatseigendom zou worden. Alle geproduceerde goederen zouden worden opgeslagen in lokale magazijnen, waaruit de overheid aan iedere burger goederen uit zou verdelen. In 1797 werd Babeuf ter dood veroordeeld.[5][6]

Charles Fourier wilde gemeenschappen oprichten waarin landbouw en industrie gecombineerd werd. Iedereen zou verdienen naar arbeidsuren, talent en ingelegd kapitaal. Alle falanges zouden onderdeel zijn van een wereldfederatie bestuurd door wereldregering.[7][8][9]

Robert Owen pleitte voor het oprichten van coöperatiedorpen waar 500 tot 3000 mensen gezamenlijk zouden werken en wonen. Het coöperatiedorp zou een democratische coöperatie vormen op het gebied van industrie en landbouw. De owenisten richtten een vakbond op die streed voor de invoering van de achturige werkdag. Robert Owen was de voorzitter van deze vakbond die al snel honderdduizend leden had.[7][10][11]

Saint-Simon vond dat de leiders van de grote industrie de macht over de overheid en de economie op zich moesten nemen met wetenschappers als adviseurs met als doel om volledige werkgelegenheid te krijgen en voor de belangen van de arme arbeiders op te komen.[7][12]

Étienne Cabet vond dat alle productiemiddelen het eigendom moest worden van de overheid. Iedere burger van de communistische republiek krijgt consumptiegoederen naar behoefte. De communistische overheid moest vreedzaam verwezenlijkt worden. De aanhangers van Cabet waren de eersten die de term "communist" en "communisme" gebruikten. Later namen Louis Blanqui en de aanhangers van Babeuf de term “communist” over.[13][14][15]

20ste eeuw

Aan het einde van de 19e eeuw begint zich binnen de socialistische beweging een scheiding af te tekenen tussen reformisten en revolutionairen. De Eerste Wereldoorlog verscherpt de tegenstellingen: de reformisten steunen over het algemeen hun nationale legers, terwijl de revolutionairen de oorlog in het geheel verwerpen. De Eerste Wereldoorlog leidt uiteindelijk tot de eerste socialistische revolutie, de Russische Oktoberrevolutie. Voor 1914 werd de term "sociaaldemocratie" door zowel revolutionairen als reformisten gebruikt. In het laatste kwart van de negentiende eeuw noemden de marxisten zich sociaaldemocraat in plaats van communist. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 ontstond er een splitsing tussen socialisten die hun regering steunden en diegenen die geen steun wilden verlenen aan hun land. Na de uitbraak van de Russische Revolutie herintroduceerde de revolutionaire marxisten rond Lenin in 1918 de oude term communist. Sindsdien wordt de term sociaaldemocratie gebruikt ter aanduiding van de reformistische socialisten.[1]

Het oude keizerrijk Rusland wordt omgevormd tot de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (vanaf 1922 de Sovjet-Unie of USSR). In navolging van de Russische revolutionairen noemen de revolutionairen zich voortaan geen sociaaldemocraten of socialisten meer, maar communisten. De reformisten blijven zich sociaaldemocraten noemen. Via de Communistische Internationale probeert Moskou de revolutie te exporteren, met weinig succes.

Na 1927 ontaardt het Russische communisme in een bloedige dictatuur onder Stalin. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de Sovjet-Unie aanvankelijk als uitvloeisel van het Molotov-Ribbentroppact met nazi-Duitsland samenwerkt en later met de geallieerden, staan het kapitalistische westen en het communistische Oostblok tegenover elkaar in de Koude Oorlog. Deze eindigt rond 1990, met het ineenstorten van de Sovjet-Unie en de communistische regeringen in Oost-Europa. Het Chinese regime viel niet, maar is wel sinds ongeveer dezelfde tijd bezig met kapitalistische experimenten, waarbij de Communistische Partij overigens wel de macht over het land in handen houdt. Tegenwoordig zijn er nog maar een handjevol communistische landen over.

In reactie op het vrijwel verdwijnen van het communisme vond binnen een deel van de Europese sociaaldemocratie een ideologische omslag plaats, waarbij liberale en sociaaldemocratische waarden werden gecombineerd in de zogenoemde Derde Weg.

Socialisme en communisme in de marxistische theorie

De rode ster, traditioneel symbool van het communisme

In het marxisme wordt het woord socialisme ook speciaal gebruikt ter aanduiding voor de communistische maatschappijvorm die de overgang tussen kapitalisme en het zuivere totale communisme vormt. Karl Marx maakte onderscheid tussen de eerste fase van de communistische maatschappij en de hoogste fase van de communistische maatschappij.[16] Later gaven de marxisten aan de eerste fase van het communisme de naam socialisme.[17][18][19] Tijdens het vroegste stadium van het communisme geldt het beginsel: Van elk naar zijn vermogen, aan elk naar zijn prestaties. Dit betekent dat loonarbeid nog wel bestaat in het lage stadium. Bij het vroegste stadium zijn de productiemiddelen in het bezit van de overheid. De laatste fase van het communisme heeft als hoofdbeginsel: Van ieder naar zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoefte.

De staatsvorm van deze maatschappij is de dictatuur van het proletariaat (proletariaat is een gangbare marxistische term voor arbeidersklasse). Met de hoogste fase van het communisme wordt hier een staatloze, klasseloze maatschappij bedoeld, gebaseerd op gemeenschappelijk eigendom.

De communistische landen in Oost-Europa, China, Cuba enz., heetten officieel ook socialistisch (bijvoorbeeld Unie van Socialistische Sovjet-Republieken) en niet communistisch. De regerende partijen van deze landen meenden als overgangsfase een dictatuur uit naam van de arbeidersklasse in de socialistische staat te moeten voeren, totdat de kapitalistische staatsstructuren verweerd waren en er een communistische maatschappij zou ontstaan. Om deze reden ook noemden de regerende partijen in deze landen zich wel communistisch (met uitzondering van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland in de DDR).

Socialisme in Nederland

Standbeeld van Ferdinand Domela Nieuwenhuis in Amsterdam

De eerste socialistische partij in Nederland is de Sociaal-Democratische Bond (SDB), opgericht in 1881. SDB'er Domela Nieuwenhuis is de eerste socialist in de Tweede Kamer. Vanwege de slechte verstandhouding met zijn collega's wordt Domela Nieuwenhuis echter anarchist en wendt hij zich af van de parlementaire politiek.

In 1894 vindt een scheuring in de SDB plaats en wordt de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) opgericht. Deze blijft tot de Tweede Wereldoorlog de grootste socialistische partij in Nederland. De SDAP voert een reformistische koers, waardoor de revolutionairen in 1909 de partij verlaten en de Sociaal-Democratische Partij oprichten. Deze wordt in 1918, na de Oktoberrevolutie, hernoemd tot Communistische Partij Holland en in 1935 tot Communistische Partij van Nederland. De CPH/CPN loopt aan de leiband van de Sovjet-Unie via de Comintern.

Ook in de vakbeweging vindt een splitsing tussen reformisten en revolutionairen plaats. In 1893 wordt het Nationaal Arbeids-Secretariaat opgericht, de eerste Nederlandse vakcentrale, die sterk op de revolutionaire partijen gericht is (de CPH en kleinere partijen). In 1906 krijgt het NAS concurrentie van het gematigder NVV.

Na de Tweede Wereldoorlog fuseren de SDAP, de links-liberale Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en de Christelijk Democratische Unie tot de Partij van de Arbeid (PvdA). De PvdA is bedoeld als brede, progressieve doorbraakpartij. In het verzet was gebleken dat samenwerking tussen liberalen, christenen en sociaaldemocraten mogelijk was. Al snel blijkt de PvdA echter te links voor veel ex-VDB'ers, die zich bij de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) aansluiten.

De PvdA is echter al snel electoraal succesvol, en leidt tot de rooms-rode coalities van PvdA en KVP. Vanaf 1948 is PvdA'er Willem Drees premier. Deze coalities bouwen voor het eerst een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid op.

Ook de CPN is korte tijd zeer succesvol, dankzij de rol die communisten in het verzet hadden gespeeld. De CPN haalt bij de eerste naoorlogse verkiezingen ruim 10% van de stemmen, en het CPN-blad De Waarheid is de meest gelezen krant. De steun kalft echter spoedig af onder invloed van de Koude Oorlog.

Meningsverschillen binnen links leiden tot de vorming van nieuwe partijen. In 1957 wordt de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) opgericht, die Washington noch Moskou steunde en streefde naar ontwapening. In 1968 verschijnt de Politieke Partij Radikalen (PPR) ten tonele, een groene en progressieve, aanvankelijk christelijk georiënteerde partij.

In de jaren 60 en 70 radicaliseert de PvdA. Vanaf 1970 werkt de partij samen met de PPR en de nieuwe links-liberale partij D'66, wat in 1973 leidt tot het kabinet-Den Uyl. De PSP weigert deelname omdat het regeringsprogramma niet radicaal genoeg is, de CPN wordt niet gevraagd.

In 1991, na de val van het Oost-Europese communisme, gaan de noodlijdende CPN, PSP PPR en EVP samen in GroenLinks. CPN-hardliners richten de NCPN op, die geen Kamerzetel weet te verwerven.

In 1994 gebeurt wat lang onmogelijk had geleken: de PvdA gaat regeren met de liberale VVD en stapt in het eerste paarse kabinet, het kabinet-Kok I.

Eveneens in 1994 komt de Socialistische Partij, die voortkomt uit de maoïstische beweging van de jaren zeventig, voor het eerst in de kamer. In 2005 wordt deze partij de op twee na grootste partij van het land qua ledental, en bij de Tweede-Kamerverkiezingen op 22 november 2006 stijgt deze partij van 9 zetels (2003-2006) naar 25 zetels, waarmee de SP de grote winnaar wordt van de verkiezingen.

In 2014 wordt het Communistisch Platform opgericht. Een organisatie van orthodoxe marxisten die in bestaande arbeidersorganisaties zoals de SP en de FNV actief zijn en pleiten voor een marxistisch programma. Ze staan een fusie voor tussen de arbeidersbeweging en de communistische beweging.

Huidige socialistische organisaties in Nederland

Historische socialistische partijen

(Behalve de genoemde:)

Socialisme in België

Partij Jongerenorganisatie Uitslag (2014) Gemeenschap
Parti Socialiste
    (PS)
Mouvement des jeunes socialistes
    (MJS)
11,7 % Frans
Socialistische Partij Anders
    (sp.a)
Jongsocialisten 8,8 % Vlaams
Partij van de Arbeid / Parti du Travail
    (PvdA / PTB)
Comac 3,7 % Vlaams
Frans
Comité voor een Andere Politiek / Une Autre Gauche
    (CAP / UAG)
/ N.v.t. Vlaams
Frans
Linkse Socialistische Partij / Parti Socialiste de Lutte
    (LSP / PSL)
Internationaal Verzet / Résistance Internationale
Actief Linkse Studenten
N.v.t. Vlaams
Frans
Stroming voor een Antikapitalistisch Project / La Gauche Anticapitaliste
    (SAP / LGA)
/ N.v.t. Vlaams
Frans
Vlaams-Socialistische Beweging
    (V-SB)
/ N.v.t. Vlaams
Vonk Vonk Marxistische Studenten
    (VMS)
N.v.t. Vlaams

Socialisme in de Verenigde Staten

De Verenigde Staten kenden al rond 1900 een socialistische beweging, maar tijdens de Koude Oorlog zakte de interesse voor socialisme in onder druk van de anticommunistische ideologie die zowel rechts als het politieke midden in dat land huldigden (zie ook red scare). Socialisme werd allengs een scheldwoord om uiteenlopende beleidsvoorstellen mee af te keuren, van sociaal beleid tot het redden van failliete banken door de staat.[20] Sinds de kredietcrisis lijkt dit frame uitgewerkt en bloeit het daadwerkelijke socialisme weer op: de populairste politicus anno 2017 is de sociaaldemocraat Bernie Sanders en meer dan de helft van de jongere generatie zegt socialisme te verkiezen boven het bestaande kapitalisme.[21] De grootste socialistische organisatie in het land vormen de Democratic Socialists of America.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.