Arrest Cadbury Schweppes

Het arrest Cadbury Schweppes is een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 12 september 2006 (zaak C-196/04), inzake:

  • belastingheffing bij het moederbedrijf over inkomsten van dochterondernemingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd,
  • terwijl het moederbedrijf een controlerend belang heeft in die dochters (gecontroleerde buitenlandse vennootschap).
Cadbury Schweppes
Datum12 september 2006
PartijenCadbury Schweppes plc + Cadbury Schweppes Overseas Ltd / Commissioners of Income Revenue
Zaak  C-196/04
InstantieEuropees Hof van Justitie
RechtersV. Skouris, P. Jann, A. Rosas, J.N. Cunha Rodrigues, R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts, E. Juhász, G. Arestis, A. Borg Barthet
Adv.-gen.P. Léger[1]
Soort zaak  belasting
Procedureprejudiciële vraag uit het Verenigd Koninkrijk
ProcestaalEngels
Regelgeving  art. 43, 49 en 56 EG-verdrag
Onderwerp  vrijheid van vestiging, belastingheffing
Vindplaats  Jur. 2006, p. I-7995
NTFR 2006/1406

Casus

Cadbury Schweppes plc is het Engelse moederbedrijf van de Cadbury Schweppes-groep. De groep had twee financiële dochterondernemingen in het International Financial Services Centre (IFSC) in Dublin, met een zeer gunstig fiscaal regiem: in 1996 werd slechts 10% van de winst belast. Deze twee dochters (CSTS en CSTI) hadden als taak om geld aan te trekken en aan andere dochterondernemingen binnen de groep beschikbaar te stellen. De winst uit deze interne financiering werd volgens het lage Ierse tarief belast. Dat was juist de bedoeling.

18 Volgens de verwijzingsbeslissing staat vast dat CSTS en CSTI te Dublin zijn gevestigd met als enig doel, de winsten uit de interne financiering van de Cadbury Schweppes-groep onder de belastingregeling voor het IFSC te laten vallen.

Door dit lage tarief viel de belastbare winst van de Ierse dochterondernemingen onder Britse belastingwetgeving.

5 De wetgeving van het Verenigd Koninkrijk op de gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (hierna: „GBV”) bevat een uitzondering op de algemene regel dat een binnenlandse vennootschap niet wordt belast over de winsten van een dochteronderneming op het ogenblik dat deze worden gemaakt.

7 De wetgeving op de GBV is van toepassing wanneer de GBV in de staat waar zij is gevestigd, een „lager belastingtarief” geniet, wat volgens deze wetgeving het geval is voor elk belastingjaar waarin de door de GBV [aldaar] betaalde belasting minder bedraagt dan driekwart van het bedrag dat in het Verenigd Koninkrijk zou zijn betaald aan belasting over de belastbare winst, zoals die in deze lidstaat voor de belastingheffing wordt berekend.

Aanslag en procesgang

De Engelse belastingdienst ging niet akkoord met deze gang van zaken. Inzake de winst van de Ierse dochter CSTI in 1996 kreeg de Engelse moedermaatschappij alsnog een belastingaanslag van ruim 8,6 miljoen GBP, na verrekening van de Ierse belastingclaim van 10%. Tegen deze aanslag is beroep ingesteld bij de Special Commissioners of Income Tax in London; deze rechter heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing.

Rechtsvraag

Is een dergelijke belastingaanslag in strijd met het gemeenschapsrecht? (Ja.)

Uitspraak Hof

De Engelse belastingdienst is in het ongelijk gesteld. De betreffende belastingwetgeving is in strijd met de vrijheid van vestiging.

[dictum] De artikelen 43 EG en 48 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de opneming in de belastinggrondslag van een in een lidstaat gevestigde binnenlandse vennootschap van door een gecontroleerde buitenlandse vennootschap in een andere lidstaat gemaakte winst wanneer deze winst daar lager wordt belast dan in eerstgenoemde lidstaat, tenzij een dergelijke opneming gebeurt in geval van een volstrekt kunstmatige constructie, opgezet om de normaal verschuldigde nationale belasting te ontwijken.

Een dergelijke belastingmaatregel moet bijgevolg buiten toepassing worden gelaten wanneer uit objectieve en door derden controleerbare elementen blijkt dat ondanks het bestaan van fiscale beweegredenen, de betrokken gecontroleerde buitenlandse vennootschap daadwerkelijk in de lidstaat van ontvangst is gevestigd en er daadwerkelijk economische activiteiten uitoefent.

Tot besluit

Vergelijk het arrest Kamer van Koophandel/Inspire Art. In beide gevallen gaat het om:

  • aanvullende wetgeving als maatregel tegen het ontduiken van bepaalde regels van nationale wetgeving,
  • terwijl die aanvullende wetgeving in strijd is gebleken met het beginsel van vrije vestiging van een vennootschap.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.