Altaarschel

Een altaarschel (meervoud: altaarschellen of altaarbellen) of carillon bestaat uit een aantal kleine belletjes die aan een kruisvormig (soms rond) montuurtje met een handvat zijn bevestigd. Het aantal bellen kan variëren van één tot en met zes belletjes. De belletjes kunnen gemaakt worden van messing, brons, koper of tin en zijn altijd op elkaar afgestemd waardoor er een akkoord kan ontstaan.

Deel van de serie over
kerkelijk gerei

waaronder paramenten
en liturgisch vaatwerk

gebruikt in de liturgie

Liturgisch vaatwerk
Vasa sacra
Miskelk · Pateen
Kelklepeltje
Ciborie · Monstrans
Pyxis · Custodiale

Vasa non sacra
Ampullen · Wijwatervat
Olievaatje
Wierookvat · Ablutievat

Paramenten
Amict · Albe · Baarkleed · Cingel
Tuniek · Dalmatiek · Fanon
Kazuifel · Manipel · Stola
Gremiale · Benedictievelum
Mijter

Koorkledij
Rochet · Superplie
Koorkap · Cappa magna
Kovel

Kelkgerei
Bursa · Kelkvelum
Ciborievelum

Kerklinnen
Corporale · Kelkdoekje
Lavabodoekje · Palla
Altaardwaal

Kerkinterieur
Altaar · Ambo
Biechtstoel · Communiebank
Doksaal · Doopvont
Faldistorium
Godslamp · Hoogaltaar
Heilig Kruisaltaar
Katheder · Preekstoel
Sedilia
Tabernakel · Volksaltaar

Liturgische boeken
Altaarmissaal
Benedictionale · Brevier
Evangeliarium · Evangelistarium
Graduale · Kyriale
Lectionarium
Psalter · Rituaal
Sacramentarium · Volksmissaal

Overige
Flambouw · Processiekruis
Altaargong · Altaarschel · Sanctusbel
Wijwaterkwast · Scheepje
Doopschelp · Lessenaar
Thabor · Antependium
Paaskaars · Adventskrans

Binnenkant 'gemantelde' altaarschel
Moderne altaarschel
Altaarschel van de kluiskerk in Warfhuizen
Zilveren altaarschel, Leiden, 1690, Catharijneconvent Utrecht

In Nederland was gebruikelijk om de belletjes te overkappen met een metalen mantel. Deze mantel dient als klankkast waardoor de altaarschellen beduidend luider worden. Dit is vooral handig voor grotere kerken. De buitenmantel is meestal verguld of verzilverd en is dan ook rijkelijk versierd.

De altaarschel wordt door de misdienaars gebruikt in de mis om de gelovigen te waarschuwen dat de allerheiligste handelingen van de viering eraan komen of juist op dat moment plaatsvinden. Vooral in missen volgens de Tridentijnse ritus waarbij de priester vaak in stilte bidt, is het noodzakelijk om te bellen. Soms wordt de altaarschel gebruikt in plaats van de sanctusbel, maar in ieder geval na de consecratie van Brood en Wijn.

Er bestaat ook nog de altaargong die ervoor in de plaats kan dienen. Ook zijn er kerken waar de altaarschel gebruikt wordt in plaats van de sacristiebel. Het gebruik van de altaarschel tijdens plechtigheden verschilt per plaats en per bisdom.

Gebruik in de mis

Aan het begin en op het eind van de mis, vóór het introïtus en na het slotlied wordt gebeld met de altaarschel, dit enkel wanneer de sacristiebel ontbreekt. Dit als aanduiding van het begin en het eind der mis.

Er kan drie keer gebeld worden aan het begin van het Sanctus of één keer op het eind van het Benedictus, het laatste onderdeel van het Sanctus. Beide voorbeelden dienen als teken dat de gelovigen een knielende houding moet aannemen. Men vermijdde beide voorbeelden tegelijk te gebruiken in praktijk.

Er kan één keer gebeld worden als de priester zijn handen boven de Gaven houdt tijdens de epiclesis. Er kan echter ook na de epiclesis gebeld worden, dat wil zeggen na het kruisteken. Beide voorbeelden dienen als teken dat de Heilige Geest over de Gaven nederdaalt.

Vervolgens wordt gebeld tijdens de opheffing van Brood en Wijn waarbij de priester ze aan de gemeente toont. Dezen zijn geconsacreerd en volgens de transsubstantiatieleer zijn ze daadwerkelijk het Lichaam en Bloed van Christus geworden. Hierbij belt men drie keer. Er zijn ook plaatsen waar men slechts één keer belt, hetzij kort of enkele seconden lang. Dit roept de gelovigen op ter aanbidding van het allerheiligste.

Als de priester zelf knielt ter aanbidding na de opheffing van Brood en de opheffing van Wijn kan er een kort belsignaal gegeven worden waarbij de gelovigen en de misdienaars het hoofd buigen. In de Tridentijnse mis wordt echter voor én na de opheffing geknield.

In de Tridentijnse mis wordt ook gebeld bij het drievoudige 'Domine, non sum dignus'. Hierbij wordt één keer gebeld bij het eerste 'Domine', twee keer bij het tweede, en vervolgens drie keer bij het derde. In de Novus Ordo Missae is dit echter niet gebruikelijk.

Tot slot kan er nog gebeld worden als de priester communiceert. Dit ten teken dat men tot het altaar mag komen. Omdat dit oneerbiedig kan ogen, kiest men er vaker voor om pas te bellen als de priester klaar is met communiceren. Het bellen als signaal dat de gelovigen ten altaar mogen komen wordt echter beduidend minder gebruikt ten opzichte van de bovengenoemde voorbeelden.

Gebruik tijdens het Lof

Tijdens de Eucharistische Zegen met het Allerheiligste wordt de altaarschel ook gebruikt. Hierbij dient men echter de hele zegen te bellen, dat wil zeggen totdat de priester het Allerheiligste neerlegt.

Gedurende een hele Sacramentsprocessie waarbij het Allerheiligste wordt rondgedragen, worden er korte belsignalen gegeven met tussenpozen van tien tellen, binnen of buiten de kerk. Dit ter aanduiding dat het Allerheiligste wordt gedragen en dat de gelovigen een eerbiedige houding aan moet nemen. Knielend of buigend.

Tweede Beeldenstorm

De altaarschel is in sommige Nederlandse kerken tijdens de tweede beeldenstorm in onbruik geraakt. Tegenwoordig bevindt hij zich in een gestage opmars, meestal doordat men hem gewoon uit de kast haalt.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.