1e Pantserleger (Duitsland)

Het 1ste Pantserleger (Duits: 1. Panzerarmee) was een Duits tankleger van de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. In november 1940 werd Panzergruppe 1 opgericht. In de Wehrmacht vormde een pantsergroep een tactische eenheid, bestaande uit verschillende korpsen, die nauw samenwerkten met een regulier veldleger, maar niet over de ondersteunende diensten van een leger beschikten. Panzergruppe 1 nam deel aan de Balkanveldtocht en vocht daarna als onderdeel van Legergroep Zuid aan het oostfront. Vanaf oktober 1941 werd Panzergruppe 1 omgevormd naar een regulier leger. In de zomer van 1942 bereikte het leger de Kaukasus, maar het moest zich terugtrekken. In de derde Slag bij Charkov kon het de Sovjetopmars tijdelijk tot stilstand brengen. In 1944 werd het 1ste pantserleger omsingeld, maar dankzij een succesvolle uitbraak werd een nieuw Stalingrad vermeden. De Sovjets dreven het leger naar Slowakije en ten slotte capituleerde het 1ste pantserleger op 6 mei 1945 bij Praag.

1e Pantserleger
Insigne van het 1e Pantserleger
Oprichting16 november 1940
Ontbinding8 mei 1945
Land Duitsland
Krijgsmacht-
onderdeel
Heer
Onderdeel vanWehrmacht
TypeTank
SpecialisatieGemechaniseerde oorlogvoering
VeldslagenTweede Wereldoorlog
Commandantenzie commandanten

Krijgsgeschiedenis

De Joegoslavische campagne

Op 16 november 1940 werd het hoofdkwartier van het 22ste gemotoriseerde korps omgevormd naar Panzergruppe 1. Als voorbereiding op Operatie Marita, de aanval op Griekenland, werd het hoofdkwartier overgebracht naar Roemenië. De eenheid vormde de linkervleugel van het 12de leger en bestond uit twee gemotoriseerde divisies, drie pantser- en drie infanteriedivisies. Begin maart 1941 veranderde het Duitse aanvalsplan, want behalve Griekenland zou nu ook Joegoslavië worden aangevallen. Panzergruppe 1 vormde de zuidelijke aanvalsgroep, die vanuit Bulgarije in de richting van Belgrado zou aanvallen. Generaal Von Kleist kreeg de beschikking over het 14de gemotoriseerde korps, bestaande uit twee pantserdivisies, een bergdivisie en één infanteriedivisie, en het 11de korps, bestaande uit één gemotoriseerde divisie.

Op 8 april 1941 stak Panzergruppe 1 nabij Pirot de grens over. Het 14de gemotoriseerde korps. Ondanks het slechte weer en de smalle bergwegen bereikte de voorhoede van de 11de pantserdivisie op 9 april Nis, dat dezelfde dag werd veroverd. De Duitse tanks trokken verder door de Morova vallei naar Belgrado. Gesteund door de Stuka's vernietigden de pantserregimenten alle tegenstand. Op 12 april bereikten ze de rand van Belgrado.

Wegens de slechte wegen bevond de 5de pantserdivisie van het 14de gemotoriseerde korps zich op 10 april nog steeds rond Pirot. Door de ineenstorting van het Joegoslavische verzet was het niet langer nodig dat ook deze divisie naar Belgrado oprukte. Generaal Von Kleist gaf de eenheid opdracht om terug te keren naar Bulgarije.

Na de val van Belgrado werd Panzergruppe 1 overgedragen naar het Duitse 2de leger en kreeg de opdracht de restanten van het Joegoslavische leger in Bosnië te vernietigen. Op 14 april 1941 capituleerde Joegoslavië. Panzergruppe 1 nam geen deel aan de aanval op Griekenland, maar werd naar Roemenië verplaatst om uit te rusten, de verliezen aan te vullen en zich te hergroeperen.

Operatie Barbarossa

Tankslag bij Dubno

Bij de start van operatie Barbarossa, de aanval op de Sovjet-Unie, vormde Panzergruppe 1 een deel van Legergroep Zuid. Deze legergroep bestond – behalve de Panzergruppe – uit drie Duitse infanterielegers en één Roemeens leger. Hij moest alle Sovjet legers tussen de Pripjat moerassen en de Zwarte Zee vernietigen, Oekraïne bezetten en de flank van Legergroep Centrum beschermen. Aanvankelijk boekten de pantserdivisies dezelfde successen als in Polen en Frankrijk. Ze braken door de buitenste verdediging en liepen de vijandelijke grenstroepen onder de voet. Panzergruppe 1 richtte zijn aandacht op de scheiding tussen het 5de leger en het 6de leger. De pantserdivisies sloegen een bres in de verdediging en ze rukten ongehinderd op naar het oosten. Het 3de pantserkorps, bestaande uit twee pantserdivisies en één gemotoriseerde divisie, vormde de noordelijke vleugel en volgde de as Lutsk-Rovno. De tanks van het 48ste pantserkorps vormden de centrale aanvalsmacht. Dit korps, dat eveneens bestond uit twee pantserdivisies en één gemotoriseerde divisie, had Ostrov en Dubno als eerste doel. Het 14de pantserkorps beschermde de zuidelijke flank. Dit korps beschikte over één pantserdivisie en twee gemotoriseerde SS-divisies. In totaal beschikte drie korpsen over 728 tanks. In de eerste dagen van de invasie dreef Panzergruppe 1 beide legers van het Zuidwestelijke Front verder uiteen.

Kolonel-generaal M.P. Kirponos, bevelhebber van het Zuidwestelijke Front, kreeg opdracht om zijn gemechaniseerde eenheden te verzamelen en een tegenaanval in te zetten. Hij beschikte over 5 gemechaniseerde korpsen met een totale sterkte hadden van 3429 tanks, waaronder 443 middelzware T34's en zware KV1's. De Luftwaffe beheerste het luchtruim en bemoeilijkte elke verplaatsing. Onder druk van Stalin begon kolonel-generaal M.P. Kirponos zijn aanval nog voor alle tankdivisies ter plaatse waren. In plaats van zijn eenheden te concentreren op één plaats, viel hij op drie plaatsen de doorgebroken divisies van Panzergruppe 1 aan.

Op 23 juni 1941 stootte de 14de pantserdivisie bij Lutsk op het 22ste gemechaniseerde korps. Een dag later viel het 15de gemechaniseerde korps bij Rovno de voorhoede van het 3de pantserkorps aan. Beide aanvallen dreigden de voorhoede van Panzergruppe 1 te omsingelen. Meer naar het zuiden vielen eenheden van het 4de gemechaniseerde korps de 71ste infanteriedivisie aan. Een dag later wierp kolonel-generaal M.P. Kirponos nog twee korpsen in de strijd. Het 9de gemechaniseerde korps viel frontaal het 3de gemotoriseerde korps bij Rovno aan en het 19de gemechaniseerde korps viel de zuidelijke flank van het 48ste gemotoriseerde korps tussen Ostrov en Dubno aan.

De Duitsers werden compleet verrast door de aanval. Hun antitankkanonnen slaagden er niet in het pantser van de T-34's en KV-1's te doorboren. Ook waren de PzKpfw III niet opgewassen tegen de Sovjettanks. Na de aanvankelijke verrassing herstelden de Duitsers zich en de pantserdivisies groeven zich. Tanks, artillerie en infanterie bouwden in snel tempo hun posities uit tot ware forten. Zonder steun van infanterie konden de Sovjettanks deze egelstellingen niet veroveren. Ondertussen bestookte de Luftwaffe opslagplaatsen, bruggen en wegen in de achterhoede van het Zuidwestelijke Front. De gemechaniseerde korpsen kregen een gebrek aan munitie en brandstof. De tanks, die tot stilstand waren gekomen, waren een gemakkelijke prooi voor de Stuka's. Op 30 juni 1941 was de tankslag bij Brody voorbij. Tegen een erg hoge prijs had kolonel-generaal M.P. Kirponos de Duitse opmars vertraagd. Het Zuidwestelijke Front had meer dan 90% van zijn tanks verloren.

Uman en Kiëv

Na de tankslag bij Brody hervatte Panzergruppe 1 zijn opmars. De legers van het Zuidwestelijke Front trokken zich terug naar de Stalinlinie, een reeks van onafgewerkte fortificaties die zich uitstrekte tussen de Pripjatmoerassen en de Zwarte Zee. Het 3de gemotoriseerde korps en het 48ste gemotoriseerde korps braken door de linie. De Sovjets trokken zich verder terug. Kolonel-generaal M.P. Kirponos concentreerde zijn verdediging op de toegangswegen naar Kiëv en hij wist stand te houden tegen de eerste Duitse aanval. Zodra de infanteriedivisies van het 6de leger waren gearriveerd, kon kolonel-generaal Von Kleist zijn eenheden losmaken uit het gevecht ten westen van Kiëv. Hij zag de kans om twee legers van het Zuidelijke Front te omsingelen.Panzergruppe 1 zwenkte naar het zuidoosten. Op 31 juli 1941 bereikte het 48ste gemotoriseerde korps Talne op 50 kilometer ten oosten van Uman. Kolonel-generaal Von Kleist stuurde zijn tanks verder naar Pervomaisk en op 2 augustus 1941 ontmoette het 14de gemotoriseerde korps de voorhoede van het 11de leger aan de oever van Sinyuha. De Sovjets reageerden te laat om hun troepen terug te trekken. Het grootste deel van het 6de leger en het 12de leger werden omsingeld ten oosten van Uman. De Sovjets hielden stand en de tanks van Panzergruppe 1 moest de infanteriedivisies van het 11de leger helpen bij de vernietiging van de pocket. Op 8 augustus 1941 gaven de laatste Sovjets zich over.

Generaal Von Kleist hergroepeerde zijn eenheden en de pantserdivisies volgden de rechteroever van de Dnjepr. Op 25 augustus veroverden ze een bruggenhoofd bij Dnjepropetrovsk en Zaporizja. De meeste pantserdivisies waren sinds 22 juni 1941 onafgebroken in actie geweest en de voertuigen waren dringend toe aan onderhoud. Om zijn verliezen aan te vullen werd op 26 augustus 1941 het Italiaans Expeditiekorps aan Panzergruppe 1 toegevoegd. Het CSIR (Corpo di Spedizione Italiano in Russia) bestond uit 2 gemotoriseerde divisies en 1 cavaleriedivisies. Het telde 59 000 soldaten, 60 verouderde tanks, 5000 voertuigen en 220 kanonnen. Von Kleist zette hen in om overgebleven weerstandsnesten te vernietigen.

Op 19 juli had Adolf Hitler beslist dat de opmars naar Moskou werd opgeschort. Eerst moesten de flanken van Legegroep Centrum worden beschermd. Panzergruppe 2 kreeg de opdracht om naar het zuiden te zwenken en samen met Panzergruppe 1 het Zuidwestelijk Front te omsingelen. Op 12 september begon Panzergruppe 1 zijn opmars naar het noorden. Von Kleist trok het 48ste gemotoriseerde korps terug uit het bruggenhoofd bij Dnjepropetrovsk. Zijn andere korpsen, die hun beste voertuigen hadden moeten overdragen aan het 48ste gemotoriseerde korps, bleven in de Dnjepr bocht achter. Het korps ging stroomopwaarts naar bruggenhoofd van 17de leger bij Kremenchug. De aanval verraste de Sovjets, die een aanval in de richting van Rostov hadden verwacht. De 16de pantserdivisie legde de eerste dag meer dan 50 kilometer af. De 9de pantserdivisie volgde haar op de voet. Op 17 september sloot de ring zich bij Lokhvitsa. Meer dan 600 000 soldaten van het Zuidwestelijk Front gaven zich over.

Zee van Azov en Rostov

Na de vernietiging van het Zuidwestelijk Front richtte Legergroep Zuid zijn aandacht op het Zuidelijke Front. Panzergruppe 1 kreeg de opdracht om vanuit de bruggenhoofden aan de Dnjepr uit te breken en naar Berdjansk, aan de kust van de Zee van Azov, op te rukken. Als de aanval lukte, dan zouden de Sovjet legers tussen de pantserdivisies en de infanteriedivisies van het 17de leger worden geplet. Panzergruppe 1 bestond nog slechts uit twee Duitse gemotoriseerde korpsen en één Italiaanse korps nadat het 48ste gemotoriseerde korps aan Panzergruppe 2 was overgedragen voor de aanval op Moskou. Op 1 oktober gingen de pantserdivisies in de aanval. Het 14de gemotoriseerde korps vormde de rechterflank en het 3de gemotoriseerde korps de linkervleugel. Het Italiaanse korps dekte de flank van Panzergruppe 1. Op 3 oktober viel Melitopol en op 7 oktober stonden de tanks aan de Zee van Azov. Twee legers van het Zuidelijke Front (het 9de leger en 18de leger) waren omsingeld. Meer dan 100 000 soldaten en 212 tanks vielen in Duitse handen.

Veldmaarschalk von Rundstedt, commandant van Legergroep Zuid, gaf Panzergruppe 1 opdracht om langs de kust op te rukken naar Rostov. Kolonel-generaal Von Kleist kreeg versterking in de vorm van het 49ste Bergkorps, bestaande uit de 1ste Bergdivisie en de 4de Bergdivisie. Op 17 oktober 1941 stak het 3de gemotoriseerde korps de Mius over. De 13de pantserdivisie en SS-Divisie Leibstandarte Adolf Hitler veroverden Taranog, maar daarna begon de Raspoetitsa. De wegen veranderden in modderpoelen en de Duitse opmars vertraagde. De 13de pantserdivisie bleef de verharde kustweg volgen, maar alle alternatieve wegen waren onbegaanbaar. De bevoorrading van het hele korps was afhankelijk van één weg. Meer naar het noorden was ook de opmars van 14de gemotoriseerde korps bijna tot stilstand gekomen. De linkerflank van het korps werd beschermd door de twee bergdivisies, die tijdens de Raspoetitsa het tempo van de tankdivisies wisten bij te houden. De bergdivisies waren getraind om zich op moeilijke terreinen te verplaatsen. De Duitsers verloren het contact met de terugtrekkende Sovjets.

Op 25 oktober 1941 werd Panzergruppe 1 omgedoopt naar het 1ste pantserleger. Begin november 1941 sloeg het weer om. De vorst verhardde de bodem zodat de opmars kon worden hervat. Op 21 november viel Rostov en de SS divisie Leibstandarte Adolf Hitler stak de Don over. Op 22 november vielen drie legers van het Zuidelijke Front de flank van het 1ste Pantserleger aan. Maarschalk Timoshenko concentreerde zijn aanval tegen het 14de gemotoriseerde korps en de Italianen. De Duitsers sloegen de eerste aanvallen af, maar de Sovjets wierpen meer eenheden in de strijd. Von Kleist besefte dat zijn verspreide troepen kwetsbaar waren voor een omsingeling en hij beval een terugtocht naar de Mius. Op 30 november weigerde veldmaarschalk Von Rundstedt het bevel te herroepen en hij werd vervangen als commandant van Legergroep Zuid door veldmaarschalk Von Reichenau. Op 2 december 1941 vloog Adolf Hitler naar Marioepol voor overleg met Von Reichenau en Von Kleist. Nadat hij de situatie ter plaatse had gezien, keurde hij de beslissing van Von Kleist goed. Ondertussen trokken de Duitse divisies zich op een ordelijke manier terug naar het westen. Op strategische plaatsen lieten ze een achterhoede achter om de opmars van het Zuidelijke Front te vertragen.

Winteroffensief

Begin januari 1942 bevond het 1ste pantserleger zich in een sterke defensieve positie achter de rivier. Het 3de gemotoriseerde korps (3 pantserdivisies, 1 gemotoriseerde divisie, 1 infanteriedivisie en de SS-divisie Leibstandarte Adolf Hitler) vormde de rechterflank. De centrale sector werd verdedigd door het 14de gemotoriseerde korps (1 pantserdivisie, 1 jägerdivisie, SS-divisie Wiking en de Slowaakse divisie). De twee bergdivisies van het 49ste bergkorps vormden de linkervleugel. Alle divisies waren ver beneden hun normale sterkte. Tijdens het begin van het winteroffensief van het Rode Leger bleef de sector van het 1ste Pantserleger relatief kalm. Op 18 januari 1942 viel het Zuidelijke Front het 17de leger aan, dat zich ten noorden van het 1ste Pantserleger bevond. Het 57ste leger, gesteund door drie cavaleriekorpsen, forceerde een opening in de Duitse linie. Het offensief dreigde de beide legers te omsingelen tegen de Zee van Azov. Om de verdediging te coördineren voegde veldmaarschalk Von Bock het 17de leger samen met het 1ste pantserleger in Armee Abteilung Von Kleist, onder tijdelijk bevel van kolonel-generaal Von Kleist. Onmiddellijk stuurde hij het 3de pantserkorps, dat nog maar over 75 gevechtsklare tanks beschikte, naar het noorden om de bres te dichten. Tussen 30 januari en 10 februari kwam het tot hevige gevechten ten zuiden van Barvenkovo. De Duitse tanks slaagden er niet in de Sovjets te verdrijven, maar ze dwongen maarschalk Timoshenko tot een hergroepering van zijn de troepen. Het 57ste leger sloeg de aanval af, maar ze konden hun eigen opmars niet hervatten. In de tweede week van februari 1942 begon het te dooien en namen de gevechten af.

Operatie Blau

Tweede Slag van Charkov

In de lente van 1942 concentreerden de Duitsers en de Sovjets zich op het zuidelijke deel van het Oostfront. Als voorbereiding op operatie Blau, de opmars naar Stalingrad en de Kaukasus, moesten het Duitse 6de leger en het 1ste pantserleger de vier Sovjet legers in de Izym saillant vernietigen. Deze uitstulping ten zuiden van Charkov had zich in het Winteroffensief van 1941 gevormd. De plannen van de Sovjets waren gelijkaardig. De vier legers van het Zuidwestelijk Front moesten vanuit de saillant oprukken naar het westen en de Duitse troepen bij Charkov omsingelen.

Op 11 mei 1942 begon de Tweede Slag om Charkov. De Sovjets gingen als eerste in de aanval. De noordelijke arm van hun tangbeweging liep vast in de stellingen van het Duitse 6de leger. Aanvankelijk boekten ze meer succes in het zuiden, maar door de opmars naar Charkov lieten ze hun zuidelijke flank ongedekt. Von Kleist liet het 1ste pantserleger negentig graden naar het noorden zwenken. Op 17 mei gingen de drie korpsen van het 1ste pantserleger in de aanval. Het 3de pantserkorps rukte meer dan 40 kilometer ongehinderd op en bereikte Barvinkovo. Het 11de korps, waaronder drie Roemeense divisies, beschermde de westelijke van het pantserkorps en veroverde Losovaja. Aan de andere flank bereikte veroverde het 52ste korps Slavjansk. Pas na twee dagen reageerden de Sovjets. Het 57ste leger en het 2de cavaleriekorps probeerden het 3de pantserkorps te omsingelen, maar ze waren niet opgewassen tegen de Duitse pantserdivisies.

Op 23 mei ontmoette de voorhoede van de 16de pantserdivisie de tanks van de 23ste pantserdivisie en de omsingeling was compleet. Gedurende de laatste week van mei vernietigden de Duitsers 1.200 tanks en voertuigen en ze namen meer dan 250.000 soldaten gevangen.

Opmars naar de Kaukausus

Het oorspronkelijke doel van het Duitse zomeroffensief, operatie Blau, was de vernietiging van het Zuidwestelijke Front en de verovering van de olievelden bij Bakoe. Het 1ste pantserleger vormde de zuidelijke arm van tangbeweging, die samen met het 6de leger en het 4de pantserleger de Sovjets ten oosten van Voronezj moesten omsingelen. Toen het Duitse offensief begon, bleek dat de Sovjets hun les het voorbije jaar hadden geleerd. In plaats van stand te houden en zich te laten omsingelen, trokken ze zich terug voor de tang zich sloot. Adolf Hitler veranderde de plannen van operatie Blau. Het 1ste pantserleger, gesteund door het 4de pantserleger, moest naar het zuiden zwenken en in samenwerking met het 17de leger de Sovjet-eenheden bij Rostov omsingelen. Daarna moesten beide pantserlegers naar de olievelden oprukken. Enkele dagen veranderde Hitler de plannen nogmaals. Legergroep Zuid werd gesplitst in twee nieuwe legergroepen. Legergroep A, bestaande uit het 17de leger en het 1ste pantserleger, kreeg de opdracht om de olievelden te veroveren en de beide andere legers moesten naar Stalingrad oprukken. Het 4de pantserleger zwenkte opnieuw naar het noorden. Deze veranderingen betekenden een zware aanslag op de brandstofvoorraad van de pantserdivisies.

Op 17 juli 1941 begon de aanval van het 1ste pantserleger. Het 40ste pantserkorps stak de Don over bij Nikolsaevskaya. Meer naar het westen staken de divisies van het 3de pantserkorps bij Melikhovskaya de rivier over. Op 25 juli 1942 stak ook het 57ste korps bij Bataysk de Don over. In het spoor van de gemotoriseerde korpsen volgden de infanteriedivisies van het 44ste legerkorps en het Italiaanse expeditiekorps. Ten zuiden van de rivier vormde de open steppe een ideaal landschap voor de snelle opmars van de pantserdivisies. De 23ste pantserdivisie veroverde op 3 augustus Stavropol en op 6 augustus viel Amravir in Duitse handen. De Sovjets trokken zich sneller terug dan de Duitsers oprukten. Op 9 augustus veroverden de Duitsers de olievelden bij Majkop, die slechts gedeeltelijk waren vernietigd door de Sovjets.

Op 10 augustus vestigde de 3de pantserdivisie een bruggenhoofd over de Kuma en veroverde Piatigorsk. Het pantserleger rukte steeds verder naar het oosten op. Ze veroverden veel terrein, maar ze slaagden er niet in de Sovjetlegers te vernietigen. Meer naar het westen ondervond het 17de leger wel hinder van sterke Sovjet tegenstand in het bergachtige terrein. Kolonel-generaal Von Kleist kreeg de opdracht het 57ste pantserkorps en het 44ste legerkorps over te dragen. Beide korpsen moesten de westelijke passen in de Kaukasus veroveren en de opmars van het 17de leger langs de Zwarte Zee kust ondersteunen. Als vervanging kreeg hij het 52ste korps, maar dit korps bestond uit twee niet-gemotoriseerde infanteriedivisies. Dit korps kreeg de onmogelijke opdracht om contact te houden met het naburige 4de pantserleger. Het 3de pantserkorps en het 40ste pantserkorps moesten de opmars naar Terek verderzetten en de olievelden bij Grozny veroveren.

In augustus kwam de opmars tot stilstand. De brandstof voor de tanks moest worden aangevoerd met vrachtwagens, die bijna evenveel brandstof verbruikten als ze vervoerden. De Duitse vrachtwagens hadden te lijden onder de slechte wegen. De terugtrekkende Sovjets vernietigden systematisch alle infrastructuur. Bruggen werden opgeblazen, kruispunten werden ondermijnd en wegen werden versperd. De Luftwaffe werd ingezet, maar ze konden slechts een fractie van de benodigde brandstof aanvoeren. Een pantserdivisie verbruikte 300 ton brandstof per dag, maar de transportvliegtuigen konden slechts 40 ton aanvoeren.

Op 25 augustus had Von Kleist voldoende voorraden verzameld en hij hervatte zijn opmars. Het 40ste pantserkorps veroverde Mozdok en op 2 september vestigde het 3de pantserkorps een bruggenhoofd over de Terek. De logistieke problemen begonnen opnieuw en de Duitse opmars vertraagde. Begin september 1942 moest het 1ste pantserleger de 22ste pantserdivisie afstaan aan het 6de leger. Enkele dagen werd ook het Italiaanse expeditiekorps teruggetrokken. De Italianen vormden de kern van het nieuw opgerichte 8ste Italiaanse leger, dat de flank van het Duitse 6de leger moest beschermen. Na deze verzwakking beperkte het 1ste pantserleger zich tot lokale acties. Begin september 1941 vormde het 40ste pantserkorps de uiterste linkerflank van het leger, maar het korps bestond nog slechts uit de 13de pantserdivisie en gevechtsgroepen van de 3de pantserdivisie. Ze hadden enkele bruggenhoofden over het Leninkanaal, maar ze waren er niet in geslaagd om verder op te rukken naar Grozny. De rechterflank werd gevormd door het 3de pantserkorps, bestaande uit de 23ste pantserdivisie en de Roemeense 2de bergdivisie die zich op de noordelijke oever van de Baksan bevonden. De twee infanteriedivisies van het 52ste korps vormden de verbidning tussen de beide korpsen. Von Kleist kreeg de SS-divisie Wiking als versterking, maar hun aanval liep vast. Daarna verlegde hij zijn aanval naar het westen. De Roemenen staken de Baksan over en veroverden Nalchik. De 13de pantserdivisie veroverde Gizel 5 kilometer ten noordwesten van Ordzhonikidze, het bevoorradingsdepot van het Rode Leger. Dit was de uiterste opmars van het 1ste pantserleger. De Sovjets voerden versterkingen aan en ze dreven de pantserdivisie terug. Op 9 november ontruimden de Duitsers Gizel en ze trokken zich achter de Terek terug. De lage temperaturen en de sneeuwbuien verhinderden elke beweging.

Terugtocht naar Rostov

Na de mislukte ontzettingspoging bij Stalingrad kreeg Von Kleist toestemming om zijn eenheden terug te trekken. De Sovjet bevonden zich minder dan 50 kilometer van Rostov, de enige ontsnappingsroute voor het pantserleger. De Duitse divisies bevonden zich op meer dan 400 kilometer van de stad. Achtervolgd door het 44ste leger bereikte het 1ste pantserleger op 7 januari de Kuma. Hier hielden de Duitsers vier dagen stand om hun eenheden uit te rusten en te hergroeperen. Veldmaarschalk Von Manstein, bevelhebber van de pas opgerichte legergroep Don, wilde de pantserdivisies van het 1ste pantserleger gebruiken om Stalingrad te ontzetten. Generaal Von Kleist informeerde hem dat het 1ste pantserleger niet in staat was om hulp te bieden, maar vocht om te overleven. Onder druk van het Noord-Kaukasische Front trokken de drie korpsen zich steeds verder terug. In de tweede helft van januari 1943 stabiliseerde het front zich rond Rostov. Op 22 januari bereikte de eerste eenheden van het 3de pantserkorps de stad en in de daaropvolgende dagen stak de rest van het leger de rivier over.

Derde Slag om Charkov

De Sovjets wilden gebruik maken van de wanorde waarin de Duitse troepen zich bevonden. Stavka wilde Charkov bevrijden, de industriegebieden van het Donetsbekken veroveren en Legergroep Zuid over de Dnjepr terugdrijven. De aanval zou worden uitgevoerd door het Voronezh Front en het Zuidwestelijke Front. Op 13 januari 1943 begon de aanval. In twee weken versloegen de Sovjets het Hongaarse 2de leger en het Italiaanse 8ste leger, maakten 80 000 gevangen en rukten meer dan 120 kilometer op. Veldmaarschalk Von Manstein trok zijn eenheden steeds verder terug. Op 8 februari bevrijdden de Sovjets Koersk en op 12 februari bereikten ze Charkov. Door een bres van meer dan 100 kilometer rukten de Sovjets op naar de Dnjepr.

Het 1ste pantserleger had zich in een brede boog rond Debaltsevo opgesteld. Het 30ste korps vormde de zuidelijke flank en hield contact met Armee-Abteilung Hollidt die de linie aan de Mius verdedigde. De slagkracht van het leger bestond uit het 40ste pantserkorps, bestaande uit de 7de pantserdivisie en de 11de pantserdivisie, en het 3de pantserkorps, bestaande uit de 3de pantserdivisie, de 17de pantserdivisie en de SS-Pantserdivisie Wiking.

Op 17 februari 1943 begon het Duitse tegenoffensief. Het 3de pantserkorps en het 40ste pantserkorps vielen de flank van het Zuidwestelijke Front aan. Samen met het 4de pantserleger en de tanks van het SS-Pantserkorps omsingelden ze het 6de leger en de Mobiele Groep Popov. Op 27 februari heroverden de Duitsers Lozovaja en dreven de Sovjets terug over de Donets. Het Zuidwestelijke Front verloor 32 000 man, 615 tanks en 423 kanonnen. De strijd verplaatste zich naar het noorden en het front van het 1ste pantserleger stabiliseerde zich.

Oekraïne

Terugtocht naar de Dnjepr

Het 1ste pantserleger speelde geen rol tijdens Operatie Citadel. Het was verantwoordelijk voor een frontsector van Izyum tot Bakhmut. Generaal Von Mackensen had zijn pantserdivisies moeten afstaan voor het offensief. Zijn leger was nog slechts in naam een pantserleger. Het 40ste pantserkorps, bestaande uit drie infanteriedivisies, vormde de linkervleugel. De centrale sector werd verdedigd door de drie infanteriedivisies van het 30ste korps en het 57ste pantserkorps, eveneens bestaande uit drie infanteriedivisies vormde de rechterflank. Zijn gebrek aan tanks compenseerde generaal von Mackensen met een sterke verdediging in de diepte op de rechteroever van de Donets. Op 17 juli 1943 lanceerde het Zuidwestelijke Front het Izyum-Barenkovo offensief. Drie Sovjetlegers vielen de stellingen van het 1ste Pantserleger aan. Het 1ste gardeleger en het 8ste gardeleger vestigden enkele bruggenhoofden, maar hun opmars verliep traag. De hardnekkige verdediging gaf Von Manstein tijd om reserves aan te voeren. Het 1ste pantserleger kreeg twee pantserdivisies van het 24ste pantserkorps en de beide divisies deden een succesvolle tegenaanval. Op 27 juli trokken de Sovjets zich terug. Ze hadden 38.000 man verloren in de gevechten.

In augustus 1943 gingen de legers van het Zuidwestelijke Front opnieuw in de aanval. Aanvankelijk hielden de divisies van het 1ste pantserleger stand, maar op 23 augustus begon de linie af te brokkelen. Het 40ste pantserkorps beschikte nog slechts over 6 000 soldaten en het was niet langer in staat om een ononderbroken linie te bemannen. Op 27 augustus vroeg veldmaarschalk Von Manstein toestemming om zich terug te trekken achter de Dnjepr. Na lang aarzelen gaf Hitler op 31 augustus toestemming om naar de Kalmius terug te trekken. Op 4 september bereikte het 1ste pantserleger zijn nieuwe linie, maar op dezelfde dag viel het 1ste gemechaniseerde Garde Korps aan op de scheidingslijn tussen het 1ste pantserleger en het 6de leger. De Sovjets braken door de verdediging en ze rukten op naar het westen. Op 8 september bereikten ze Pavlograd en ze stonden op 40 kilometer van de Dnjepr. Generaal Von Mackensen verzamelde zijn laatste reserves. Twee pantserdivisies vielen de flank van de doorgebroken Sovjets aan. De Sovjets waren te snel opgerukt en er was een openingen ontstaan tussen de snellere tankeenheden en de tragere infanteriedivisies. Het 1ste gemechaniseerde Garde Korps en het 13de tankkorps werden omsingeld. De Duitsers beschikte niet over voldoende troepen om de omsingeling te versterken en op 14 september braken de twee korpsen door de omsingeling. Hoewel Von Mackensen er niet was in geslaagd de twee vijandelijke korpsen te vernietigen, had hij wel de verbinding met het 6de leger hersteld.

Het Zuidwestelijke Front vertraagde zijn opmars om zich te hergroeperen. Deze vertraging gaf Von Mackensen de kans om zijn eenheden los te maken uit de strijd. Hij kreeg de toestemming om zich achter de Dnjepr terug te trekken. Ook de rest van Legergroep Zuid begon zich terug te trekken. De Duitsers bouwen een sterke linie op de westelijke oever en ze behielden sterke bruggenhoofden bij Krementsjoeg, Zaporozje en Nikopol. Het bruggenhoofd bij Zaporozje werd verdedigd door het 40ste pantserkorps en het 17de korps. Dit bruggenhoofd vormde het noordelijke scharnierpunt van de zogenaamde Wotan-linie, die van Zaporozje naar de Zee van Azov liep. Ten zuiden van deze beide korpsen bevonden zich het 4de korps en het 29ste korps, die de toegangswegen tot Nikopol verdedigden. Het 57ste pantserkorps, 30ste korps en 52ste korps vormden de linkervleugel van het leger. Op papier vormde het 1ste pantserleger een geduchte strijdmacht, maar de meeste divisies waren niet op volle sterkte. Ook was er een gebrek aan tanks, gemechaniseerde kanonnen en vrachtwagens. Op 1 oktober 1943 ondernam het Zuidwestelijke Front een eerste poging om het bruggenhoofd bij Zaporozje te vernietigen. De Duitsers sloegen de aanval af, maar op 8 oktober gingen het 3de gardeleger en het 8ste gardeleger opnieuw in de aanval. Gesteund door een enorme artillerie barrage liepen de Sovjets de verdedigers onder de voet. In de daaropvolgende dagen trokken beide korpsen zich terug naar de stad, ontruimden de rest van het bruggenhoofd, trokken zich achter de rivier terug en bliezen de bruggen op.

Slag aan de Dnjepr

De strijd verplaatste zich naar de linkervleugel van het 1ste pantserleger. Op 14 oktober 1943 viel het Zuidwestelijke Front, dat vanaf 20 oktober het 2de Oekraïnische Front werd genoemd, het 30ste korps aan. Drie Sovjetlegers staken de rivier over, braken door de dunne verdedigingslinie ten noorden van Dnjeprpropetowsk en begonnen aan de opmars naar Kriwoi Rog. Met deze aanval dreigden ze het 1ste pantserleger en het 6de leger in Dnjepr-bocht te omsingelen. Op 18 oktober viel Pyatikhatka in handen van het 5de garde tankleger. Ze naderden het strategische spoorwegknooppunt in Kriwoi Rog. Haastig begonnen de Duitsers versterkingen aan te voeren van minder bedreigde frontsectoren. Het 8ste leger moest twee pantserdivisies afstaan. Uit de reserve van de legergroep werd de 3de SS-Pantserdivisie vrijgegeven en vanuit Italië waren nog twee pantserdivisies onderweg. Het zou enkele dagen duren voor alle versterkingen ter plaatse waren. Generaal Von Mackensen kon niet langer afwachten en hij begon met zijn tegenaanval zodra hij de divisies van het 8ste leger had gekregen. De 13de pantserdivisie en de 14de pantserdivisie vielen het 5de garde tankleger in de flank aan en ze vernietigden het grootste deel van twee gemechaniseerde korpsen. De Sovjets panikeerden en ze moesten zich twintig kilometer terugtrekken. Begin november 1943 stabiliseerde het front zich. Het 1ste pantserleger, onder bevel van generaal Hube, had de opmars van het 2de Oekrainische Front tijdelijk tot stilstand gebracht, maar kon niet verhinderen dat de Sovjets een groot bruggenhoofd op de westelijke oever van de Dnjepr hadden gevestigd en nieuwe troepen aanvoerden. De Duitse divisies bezetten een dunne linie van Cherkassy tot Zaporozje.

Djnepr-Karpaten-offensief

Op 24 december 1943 begon het 1ste Oekraïnische Front met het Dnjepr-Karpaten-offensief. Over een lengte van 28 kilometer vielen vijf legers de linkervleugel van Legergroep Zuid aan. Het 4de pantserleger brak in drie stukken uiteen. Veldmaarschalk Von Manstein probeerde de gaten in het front te dichten, waarbij hij zich concentreerde op de zuidelijke bres. Door deze opening rukten het 1ste tankleger en het 40ste leger op naar Zhmerinka. De aanval van het 1ste Oekraïnische Front dreigde Legergroep Zuid af te snijden. Von Manstein haalde het 1ste pantserleger uit de frontlijn en plaatste het tussen het 4de pantserleger en het 8ste leger. Hij vestigde het hoofdkwartier nabij Uman en hij plaatste het 7de korps en het 42ste pantserkorps onder bevel van Hube. Als reserve kreeg Hube het 3de pantserkorps, bestaande uit de 16de pantserdivisie en de 17de pantserdivisie, die zich ten ten oosten van Vinnitsa bevonden. Het 8ste leger kreeg opnieuw de opdracht om twee pantserdivisies over te dragen naar het 3de pantserkorps zodat het 1ste pantserleger over voldoende slagkracht zou bezitten, maar deze divisies waren reeds in een hevige strijd verwikkeld en ze konden zich niet losmaken.

Hube kreeg de opdracht om de zuidelijke aanval van het 1ste Oekraïnische Front te blokkeren en het contact met het 4de pantserleger te herstellen. Op 10 januari 1944 had het 1ste tankleger een opening geforceerd tussen het 3de pantserkorps en het naburige 46ste pantserkorps van het 4de pantserleger. De Sovjetlegers naderden Uman en Zhmerinka. Von Manstein plaatste het 46ste pantserkorps onder bevel van het 1ste pantserleger en op 15 januari vielen beide Duitse korpsen de flanken van het 40ste leger en het 1ste tankleger aan. Regen en sneeuw hadden de wegen in modderpoelen veranderd. Het weer hinderde de mobiele strijdkrachten van de Sovjets meer dan de Duitse eenheden. De aanvallen van de Duitse pantserkorpsen brachten de aanval van het 1ste Oekraïnische Front tot stilstand.

Om het 3de pantserkorps vrij te maken voor de aanval had het reeds onderbezette 7de korps een deel van de frontsector van het pantserkorps overgenomen. De hele Duitse linie was onderbemand. Op uitdrukkelijk bevel van Hitler hadden de rechtervleugel van het 1ste pantserleger en de linkervleugel van het 8ste leger hun posities aan de oever van de Dnjepr gehandhaafd. Hierdoor was er een uitsteeksel van 160 kilomtere lang en 140 kilometer breed ontstaan tussen Cherkassy en Kanev.

Op 26 januari 1944 verplaatste maarschalk Vatutin, bevelhebber van het 1ste Oekraïnische Front, zijn aandacht naar de rechterflank van het 1ste pantserleger. Twee tankkorpsen van het nieuwe 6de tankleger vielen aan op de scheidingslijn tussen het 7de korps en het 42ste korps. Reeds de volgende dag braken ze door de Duitse linie en begonnen hun opmars naar het zuiden. Hube beschikte niet over reserves om deze nieuwe aanval het hoofd te bieden, want het 3de pantserkorps en het 46ste pantserkorps waren nog steeds in gevecht verwikkeld met het 1ste tankleger. Op 28 januari 1944 omsingelden de Sovjets twee Duitse korpsen nabij Cherkassy. Veldmaarschalk Von Manstein gaf de opdracht aan het 3de pansterkorps om de aanval op het 1ste tankleger af te breken, zich om te keren, naar het oosten op te rukken en de omsingeling te verbreken.

Op 4 februari begon de onzettingspoging, maar de Duitse aanval liep vast in de modder. Langzaam maar zeker baanden de tanks zich een weg naar de omsingelde troepen. De spits werd gevormd door de 1ste pantserdivisie en het Schwere Panzerabteilung Baecke, bestaande uit een bataljon Tiger-tanks. De 16de pantserdivisie en de 17de pantserdivisie beschermden de flanken. Op 10 februari bereikte de voorhoede Lysanka op slechts 12 kilometer van de omsingelde troepen, maar ze konden de laatste heuvelrug niet innemen. Op 16 februari ondernamen de omsingelde korpsen een uitbraakpoging en ongeveer 30.000 soldaten wisten de Duitse linies te bereiken. Tijdens hun vlucht hadden ze alle voertuigen, zware wapens en voorraden achtergelaten.

Na de uitbraak begon Von Manstein met de hergroepering van zijn legers. Hij verplaatste het 3de pantserkorps, bestaande uit 4 pantserdivisies en één artilleriedivisie, naar Prokurov, waar het de strategische reserve van het 1ste pantserleger moest vormen. Het korps had behoefte aan rust en de voertuigen waren toe aan herstelling. Op 1 maart verschoof hij zijn legers naar het noorden. Generaal Hube moest het 7de korps, dat zijn rechterflank vormde, overdragen aan het 8ste leger, maar als compensatie ontving hij het 59ste korps van het 4de pantserleger. Het 1ste pantserleger kreeg de verantwoordelijkheid voor de sector van Shepetovka tot Zhaskiv, ten noorden van Uman.

Generaal Hube probeerde een nieuwe linie op te bouwen. Het 59ste korps vormde de linkerflank en verdedigde Shepetovka. Het front van het 24ste pantserkorps vormde een boog van Shepetovka tot Bar. Aan de rechterflank bevond zich het 46ste pantserkorps, dat de toegangswegen naar Vinnitsa verdedigde.

Kamenets-Podolsky pocket

Op 4 maart 1944 ging het 1ste Oekraïnische Front opnieuw in de aanval. Het 60ste leger sloeg een bres in de Duitse linie tussen Shepetovka en Yampol. Maarschalk Zjoekov, die het bevel had overgenomen nadat maarschalk Vatutin was gedood bij een aanslag van Oekraïnische nationalisten, stuurde het 3de Garde Tankleger en het 1ste Gardeleger door de bres. In enkele dagen was de linkerflank van het 1ste pantserleger vernietigd. Het 59ste korps werd naar het zuiden gedreven en raakte geïsoleerd tussen de oprukkende Sovjetlegers. Op 7 maart hadden de Sovjetlegers een bres van 90 kilometer geslagen in de Duitse linie. Ze dreven het 1ste pantserleger en het 4de pantserleger steeds verder uit elkaar. Veldmaarschalk Von Manstein probeerde de situatie te herstellen. Hij gaf generaal Hube bevel om zich terug te trekken en te hergroeperen rond Proskurov. Het 48ste pantserkorps kreeg de opdracht de flank van het 1ste pantserleger te versterken. Dit korps bevond zich 200 kilometer meer naar het oosten. Het korps slaagde er in tussen de colonnes van het 1ste Oekraïnische Front te glippen. Een Sovjetgeneraal die een stad veroverde werd in de krant vermeld, maar doordat het 48ste pantserkorps alle steden vermeed, wist het zonder noemenswaardige verliezen zijn nieuwe positie te bereiken. Beide pantserlegers hadden hun flank versterkt. Het 3de pantserkorps herstelde het contact met het 59ste korps, dat zich rond Proskurov bevond. De situatie aan de linkerflank van het 1ste pantserleger stabiliseerde zich en de Duitsers hadden een nederlaag afgewend. Meer naar het oosten vielen het 2de tankleger, het 6de tankleger, het 38ste leger en het 40ste leger van het 2de Oekraïnische Front de linkerflank van het 8ste leger aan. De verdediging stortte ineen en de Duitse eenheden sloegen op de vlucht. Op 9 maart viel Uman en de tankdivisies trokken verder naar Mogilev-Podolsky. Het 46ste pantserkorps, bestaande uit drie verzwakte infanteriedivisies, probeerde de opmars af te remmen ten oosten van de Boeg, maar ze waren niet opgewassen tegen de aanvallers. De terugtocht ontaardde in een vlucht naar Dnestr. In het centrum hielden het 3de pantserkorps en het 24ste pantserkorps stand tegen de aanvallen van het 18de leger, het 38ste leger en het 40ste leger, maar ze hadden alle reserves moeten inzetten. Hube probeerde zijn onderbemande eenheden te groeperen, maar daardoor werd de frontlijn steeds korter. De restanten van het 59ste korps bevonden zich rond Proskurov en ze hielden contact met het 48ste pantserkorps. Op de rechterflank probeerde het 46ste pantserkorps zijn stellingen ten noorden en ten zuiden van de Dnestr te behouden. Het 1ste pantserleger bevond zich in een gevaarlijke saillant, want het kon nog enkel worden bevoorraad langs de spoorweg Lemberg-Proskurov en vanuit het zuiden vormde de brug over de Dnjestr bij Khotin de enige bevoorradingsroute. Maarschalk Zjoekov zag een kans om het 1ste pantserleger te vernietigen. Op 21 maart 1944 begon het 1ste Oekraïnische Front een nieuwe aanval. Het 1ste gardeleger en het 4de tankleger verbraken moeiteloos de verbinding tussen het 1ste pantserleger en het 4de pantserleger, dreven het 48ste pantserkorps naar het westen, zwenkten vervolgens naar het zuiden en rukten op in het gebied tussen de Zbruch en Seret. Op 22 maart sneden ze de spoorweg tussen Lemberg en Proskurov af en de volgende dag bereikte de voorhoede de Dnjester. Generaal Hube beval de evacuatie van alle niet-gevechtstroepen naar het zuiden over de brug bij Khotin. Het 2de tankleger rukte langs de zuidelijke oever van de Dnjestr op en op 23 maart veroverden ze Khotin. Het 1ste pantserleger was omsingeld. Pas na een lange discussie kreeg Von Manstein de toestemming van Hitler om het 1ste pantserleger te laten uitbreken. Generaal Hube gaf de voorkeur om in zuidelijke richting uit te breken zodat ze slechts één rivier moesten oversteken. Maarschalk Zjoekov verwachtte echter een uitbraakpoging in die richting en hij had twee tanklegers ten zuiden van de rivier gepositioneerd. Von Manstein gaf opdracht om naar het westen uit te breken. Bij een uitbraakpoging in westelijke richting moesten de Duitsers drie rivieren oversteken, maar na een succesvolle uitbraak zou het leger in staat zijn de opmars van het 1ste Oekraïnische Front naar de Karpaten te blokkeren. Een uitbraak naar het zuiden zou de bres in de Duitse linie vergroten.

Generaal Hube verdeelde zijn leger in twee Korpsabteilungen en twee kleinere detachementen. Korpsabteilung Breith bestond uit 5 infanteriedivisies, 1 Jägerdivisie, één pantserdivisie en een gevechtsgroep van de 2de SS-Pantserdivisie. Ook de staf van het 3de pantserkorps en het 46ste pantserkorps werden aan deze groep toegevoegd. Korpsabteilung Chevallerie werd gevormd door de staven van het 59ste korps en het 24ste pantserkorps, 3 infanteriedivisies en 5 pantserdivisies. Gevechtsgroep Mauss werd gevormd door de 1ste SS-Pantserdivisie en twee infanteriedivisies en gevechtsgroep Gollnick bestond uit 1 infanteriedivisie en 1 artilleriedivisie. In totaal waren 220 000 soldaten, Luftwaffe-personeel, leden van Organisatie Todt en ondersteunende diensten omsingeld. Het leger beschikte slechts over 45 tanks, waaronder 22 Tigertanks.

Elke groep opereerde volledig onafhankelijk. Ze waren verantwoordelijk voor de verdediging, aanval en bevoorrading. De genietroepen stonden onder rechtstreeks bevel van de bevelhebber van de groep. Hube besefte dat mobiliteit zijn belangrijkste wapen was. In plaats van een statische verdediging op te zetten en te wachten op een ontzettingsstrijdmacht, bleef het leger voortdurend in beweging. Hierdoor bleef de moraal van de soldaten hoog. De genietroepen, beschermd door de gevechtseenheden, ruimden de hindernissen op en hielden de wegen vrij.

Op 27 maart begon de uitbraak. Groep Breith veroverde drie bruggen over de Zbruch en de genie-troepen werkten ononderbroken om de wegen vrij te houden voor tanks, artillerie en andere voertuigen. Op 28 maart slaagde ook de groep Chevallerie om de rivier over te steken. Maarschalk Zjoekov reageerde en hij gaf het 4de tankleger opdracht om zich om te keren en naar het noorden op te rukken. Een driedaagse sneeuwstorm gaf de Duitsers de gelegenheid om tussen de Zbruch en Seret naar het westen te ontsnappen. Dankzij het slechte weer had de infanterie tijd om de tanks in te halen. Op 4 april staken de laatste Duitse eenheden de Zbruch over.

Op 6 april maakte het 1ste pantserleger contact met de voorhoede van het 2de SS-pantserkorps bij Buchach. De gevechtseenheden van het 1ste pantserleger kregen munitie, brandstof en voedsel. De gewonden werden naar de achterhoede afgevoerd. Het leger had tijdens de gevechten slechts 5000 man verloren. Hube kreeg toestemming om zich verder terug te trekken en een nieuwe linie te vormen op de westelijke oever van de Strypa. Hij kreeg de opdracht om een nieuwe verdedigingslinie te vestigen vanaf Kolomyja, aan de voet van de Karpaten langs de samenvloeiing van de Strypa en Dnestr tot aan Buchach. Het 2de SS-pantserkorps lanceerde een aanval ten noordoosten van Buchach om de aftocht van de rest van het leger te dekken. Op 12 april 1944 vestigde het 3de pantserkorps bruggenhoofden op de zuidelijke oever van de Dnestr. Ondertussen bereikte het 24ste pantserkorps zijn nieuwe posities tussen de Dnestr en Buchach. Het 59ste korps en het 46ste pantserkorps groeven zich in ten noorden van Buchach en beschermden de zuidelijke flank van het 4de pantserleger. In de tweede week van april 1944 kwam het front tot rust.

Terugtocht naar de Karpaten

Na de ineenstorting van Legergroep Centrum in operatie Bagration was de noordelijke flank van Legergroep Noord-Oekraïne ongedekt. Begin juli 1944 kregen het 4de pantserleger en het 1ste pansterleger toestemming om zich terug te trekken. Op 14 juli 1944 begon het 1ste Oekraïnische Front met zijn offensief. Twee legers vielen de linkerflank van het 1ste pantserleger en probeerden de verbinding met het 4de pantserleger te verbreken. Generaal Rauss gebruikte de 1ste pantserdivisie en de 8ste pantserdivisie om het 38ste leger in de flank aan te vallen. De Duitse tanks brachten de aanval tot stilstand, maar verder naar het noorden had het 60ste leger een bres geslagen in de Duitse verdediging. Het 13de korps verloor het contact met het naburige 4de pantserleger. Het 1ste Oekraïnische Front wierp twee tanklegers in de strijd. Door de opening tussen de beide Duitse pantserlegers stroomden de gemechaniseerde eenheden naar het westen. Het Duitse 13de korps werd omsingeld bij Brody en in enkele dagen volledig vernietigd.

Generaal Rauss slaagde er in om een verdedigingslinie rond Lemberg op te zetten, die stand hield tegen de aanvallen van het 38ste leger. De verdediging bleek nutteloos, want op 24 juli bereikte het 1ste Oekraïnische Front de San tussen Jaroslaw and Przemysl, meer dan 70 kilomter ten westen van Lemberg. Op 26 juli 1944 ontruimde generaal Rauss de stad en hij trok zijn eenheden in zuidwestelijke richting terug. Het Duitse opperbevel gaf het pas opgerichte Duitse 17de leger opdracht om de bres tussen het 1ste pantserleger en het 4de pantserleger te dichten.

Op 15 augustus 1944 nam kolonel-generaal Heinrici het bevel over. Hij begon met de aanleg van een verdedigingslinie aan de voet van de Beskiden. Het 24ste pantserkorps, bestaande uit drie verzwakte infanterie- en één pantserdivisie, vormden de linkerflank van het leger. Het verdedigde de sector tussen Rzeszów en Sanok. De vier infanteriedivisies van 11de korps vormden de rechterflank van het leger. Het korps bevond zich tussen Sanok en Turka. Ook deze divisie waren niet op volle sterkte. Ten oosten van dit korps bevond zich het 49ste bergkorps dat samen met het 5de Hongaarse korps het 1ste Hongaarse leger vormde. Heinrici legde drie afzonderlijke linies aan. De eerste linie vormde geen ononderbroken verdedigingslinie, maar ze bestond uit kleine observatiebunkers, loopgraven en machinegeweernesten die elkaar konden ondersteunen. Ongeveer 10 kilometer achter de eerste linie bevond zich de tweede linie. Deze linie bestond uit bunkers en versterkte gevechtsstellingen. De boerderijen waren omgebouwd tot forten, beschermd door prikkeldraad. Tussen de eerste en tweede linie lagen uitgestrekte mijnenvelden. Zijn tankreserves bevonden zich achter de tweede linie. Heinrici had zijn tanks en gemechaniseerde kanonnen verscholen in gebouwen, zodat ze uit het zicht van de vliegtuigen bleven. Ondanks de beperkte troepenmacht had hij een sterke verdediging opgebouwd. Hij liet de eenheden op geregelde tijdstippen roteren tussen de beide linies en de achterhoede.

Slowakije

Op 29 augustus 1944 kwamen de Slowaken in opstand en bedreigden de achterhoede van het 1ste pantserleger. Op 9 september 1944 probeerde het 4de Oekraïnische Front een doorbraak te forceren om de Slovaakse opstandelingen te ondersteunen. Na een zware artilleriebarrage vielen het 38ste leger en het 1ste gardeleger de Duitse stellingen aan. De linies lagen voldoende ver van elkaar verwijderd zodat de Sovjets hen niet in één aanval onder de voet konden lopen. De eerste linie vertraagde de aanvallers en gaf Heinrici voldoende tijd om zijn reserves te verzamelen. De mijnenvelden dwongen de Sovjets naar de sterkste posities in de tweede linie. Ondanks zware verliezen brak het 4de Oekraïnische Front door de tweede linie, maar een tegenaanval van de 1ste pantserdivisie en een gevechtsgroep van de 8ste pantserdivisie dreef hen terug. De Sovjets concentreerden hun aanvallen op de Dukla pas. Het kwam tot zware gevechten, maar het 1ste pantserleger hield stand. Pas op 1 oktober 1944 bereikte het 38ste leger de noordelijk rand van de pas. Na een strijd van zes dagen braken de Sovjets door de Dukla pas, maar de strijd in de omringende heuvels duurde nog tot 28 oktober.

Op 18 januari 1945 lanceerde het 4de Oekraïnische Front het West-Karpaten offensief. Het 1ste pantserleger, bestaande uit het 11de korps en het 49ste bergkorps, werd teruggedreven. Beide korpsen waren ver onder hun nominale sterkte, maar ze beschikten nog over voldoende gemechaniseerde geschutten. Generaal Nehring hergroepeerde zijn divisies in Kampfgruppen. Hij gebruikte zijn mobiele eenheden om de Sovjets in de flanken aan te vallen. Met deze snelle uitvallen brachten de Duitsers de aanvallers in verwarring. Eind januari kwam het offensief tot stilstand ten oosten van Zywiec. Na hevige gevechten moest het 11de korps Bielsko opgeven, maar daarna kwam het front tot stilstand. Op 8 mei 1945 capituleerde het 1ste pantserleger.

Commandanten[1]

Rang Naam Begin Eind
Kolonel-generaal Ewald von Kleist 16 november 1940 21 november 1942
Generaal der Cavalerie Eberhard von Mackensen 21 november 1942 29 oktober 1943
Generaal der Pantsertroepen Hans-Valentin Hube 29 oktober 1943 21 april 1944
Generaal der Infanterie Kurt von der Chevallerie 21 april 1944 18 mei 1944
Generaal der Pantsertroepen Erhard Raus 18 mei 1944 15 augustus 1944
Kolonel-generaal Gotthard Heinrici 15 augustus 1944 19 maart 1945
Generaal der Pantsertroepen Walter Nehring 19 maart 1945 3 april 1945
Generaal der Infanterie Wilhelm Hasse 3 april 1945 8 mei 1945

Op 6 juli 1943 werd Eberhard von Mackensen tot kolonel-generaal bevorderd. Op het moment van zijn benoeming kreeg hij het definitieve bevel over het leger. Hans-Valentin Hube werd op 1 april 1944 tot kolonel-generaal bevorderd. Nadat hij op 20 april 1941 het ridderkruis met briljanten had ontvangen, stortte zijn vliegtuig op de terugweg naar het front neer.

Stafchefs van het 4e Pantserleger[2]

Rang Naam Begin Eind Opmerking
Generalmajor Kurt Zeitzler 25 oktober 1941 1 april 1942
Generalmajor Ernst-Felix Faeckenstedt 24 april 1942 15 maart 1943
Generalmajor Walther Wenck 15 maart 1943 15 maart 1944
Generalmajor Karl Wagener 15 maart 1944 5 november 1944
Oberst Ivo-Thilo von Trotha 5 november 1944 15 februari 1945
Oberst Ulrich Bürcker 15 februari 1944 8 mei 1945

Eerste Generale Stafofficier (Ia)[2]

Rang Naam Begin Eind Opmerking
Major Ernst Stübichen 25 oktober 1941 21 november 1941
Oberst Wolf Rüdiger Hauser 21 november 1941 15 november 1943
Oberstleutnant Martin von Gravenitz 15 november 1943 7 december 1944
Oberstleutnant Peter Sauerbruch 15 december 1944 8 mei 1945
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.