wijl
Nederlands
Woordafbreking
- wijl
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1628 [1]
- In de betekenis van ‘tijdsverloop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijl | wijlen |
verkleinwoord | - | - |
Afgeleide begrippen
Voegwoord
wijl
- (verouderd) geeft onderschikkend een reden aan
- En zie, gij hebt haar gedaante gezien, en wijl zij om haar zoon treurde, zijt gij begonnen haar te troosten, en van deze dingen die gebeurd zijn, moest u dit geopenbaard worden.
Opmerkingen
- Niet archaïsch in Limburg.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wijlen |
wijl
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijlen
- Ik wijl.
- gebiedende wijs van wijlen
- Wijl!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijlen
- Wijl je?
Gangbaarheid
- Het woord wijl staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijl' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.