wijf
Nederlands
Woordafbreking
- wijf
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrouw (pejoratief)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijf | wijven |
verkleinwoord | wijfje | wijfjes |
Zelfstandig naamwoord
wijf o
- Wat een lekker wijf!
- Vrijdagavond gaan we op stap en achter de wijven aan.
- (verouderd) echtgenote
- En mij zo gunstig eens wou wezen / Van u te maken tot mijn wijf.[2]
Hyponiemen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord wijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijf' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.