bitch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bitch    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪtʃ/
Woordafbreking
  • bitch
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bitch bitches
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bitch v

  1. (pejoratief) (vulgair) vrouw
  2. (scheldwoord) agressieve vrouw
  3. (als geuzennaam) zelfbewuste vrouw
  4. (figuurlijk) lastig probleem, vervelende situatie
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
bitchen

bitch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitchen
    • Ik bitch. 
  2. gebiedende wijs van bitchen
    • Bitch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitchen
    • Bitch je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bitch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bitch bitches

Zelfstandig naamwoord

bitch

  1. (zoogdieren) teef; vrouwtje van bepaalde diersoorten met name honden
  2. (scheldwoord) teef; denigrerende aanduiding voor een agressieve vrouw
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.