bitch
Nederlands
Woordafbreking
- bitch
Zelfstandig naamwoord
bitch v
- (pejoratief) (vulgair) vrouw
- (scheldwoord) agressieve vrouw
- (als geuzennaam) zelfbewuste vrouw
- (figuurlijk) lastig probleem, vervelende situatie
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bitchen |
bitch
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitchen
- Ik bitch.
- gebiedende wijs van bitchen
- Bitch!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bitchen
- Bitch je?
Gangbaarheid
- Het woord bitch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bitch' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
bitch
- (zoogdieren) teef; vrouwtje van bepaalde diersoorten met name honden
- (scheldwoord) teef; denigrerende aanduiding voor een agressieve vrouw
Overerving en ontlening
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.