wederwaardigheid
Nederlands
Woordafbreking
- we·der·waar·dig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(onaangename) ervaring’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1]
- [1] van Middelnederlands wederwerdicheit, op te vatten als afleiding van wederwaardig met het achtervoegsel -heid [2][3]
- [2] afgeleid van wederwaardig met het achtervoegsel -heid [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wederwaardigheid | wederwaardigheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
wederwaardigheid v
Opmerkingen
- Van betekenis 1.3 is vooral de meervoudsvorm wederwaardigheden gangbaar.
Synoniemen
- [1.1] oppositie, strijd, tegenstand, tegenwerking, tweedracht, twist, verzet
- [1.2] beproeving, ellende, narigheid, ongeluk, rampspoed, tegenslag, tegenspoed
- [1.3] avontuur, belevenis, lotgeval
- [2.1] laatdunkendheid, minachting, misprijzing
- [2.2] belediging, schandelijkheid
Gangbaarheid
- Het woord wederwaardigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "wederwaardigheid" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- wederwaardigheid op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.