waren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwarə(n)/
Woordafbreking
  • wa·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dwalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1613 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
waren
waarde
gewaard
zwak -d volledig

Werkwoord

waren

  1. ergatief doelloos en rusteloos ronddwalen
    • Nog lang waarden de bendes plunderend door het hulpeloze land. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zijn

waren

  1. meervoud verleden tijd van zijn
    • Wij waren. 
    • Jullie waren. 
    • Zij waren. 
vervoeging van
wezen

waren

  1. meervoud verleden tijd van wezen
    • Wij waren. 
    • Jullie waren. 
    • Zij waren. 

Zelfstandig naamwoord

waren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waar
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • waargoed, warencirculatie, warenhuis, warenkennis, warenmarkt, warenmerk, warenonderzoek, warenwet

Gangbaarheid

  • Het woord waren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  waren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvaːʀən/
Woordafbreking
  • wa·ren

Werkwoord

waren

  1. eerste persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sein: waren
  2. derde persoon meervoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sein: waren
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.