bewaren
Nederlands
Woordafbreking
- be·wa·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘houden, handhaven’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
- afgeleid van waren met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bewaren |
bewaarde |
bewaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bewaren
- overgankelijk ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
- Hij bewaarde de papieren van de werkgever.
- behouden om het later te kunnen gebruiken
- Hij had al zijn geschreven en ontvangen brieven bewaard zodat hij later een autobiografie zou kunnen schrijven.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Die zijn lichaam ( of zijn lijf) bewaart, bewaart geen rotten appel
- In de kleinste potjes bewaart men de beste zalf
Vertalingen
1. ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt
Gangbaarheid
- Het woord bewaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bewaren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.