walvis
Nederlands
Woordafbreking
- wal·vis
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1163 [1]
- samenstelling van wal en vis [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | walvis | walvissen |
verkleinwoord | walvisje | walvisjes |
Zelfstandig naamwoord
walvis m
- (zoogdieren) Orde van Cetacea, de gemeenschappelijke naam voor een groep van circa 80 soorten in het water levende zoogdieren
Hyponiemen
- baardwalvis, baleinwalvis, tandwalvis, zwaardwalvis
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. orde van Cetacea, de gemeenschappelijke naam voor een groep van circa 80 soorten in het water levende zoogdieren
Gangbaarheid
- Het woord walvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'walvis' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.