vrouwspersoon

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrouws·per·soon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vrouw (meestal minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in 1554 [1]
  • samenstelling van  vrouw   en  persoon   met het invoegsel -s-
enkelvoud meervoud
naamwoord vrouwspersoon vrouwspersonen
verkleinwoord vrouwspersoontje vrouwspersoontjes

Zelfstandig naamwoord

vrouwspersoon o

  1. (pejoratief) vrouw
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vrouwspersoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.