kuisvrouw
Nederlands
![](../I/m/Woman_cleaning_in_restaurant_Sri_Lanka.jpg)
kuisvrouw
Woordafbreking
- kuis·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kuisen ww en vrouw zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kuisvrouw | kuisvrouwen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kuisvrouw v [1]
- (beroep) vrouw die schoonmaakt voor haar beroep
- ‘Vijftien jaar geleden werkte ik al op het hoofdkwartier, samen met Piet’, vertelt Duchateau. ‘Wel, toen waren we met zijn zevenen. En dan tel ik de kuisvrouw mee. Dan moet je op mekaar kunnen rekenen.’ [2]
- ‘Ik ben vooral nieuwsgierig naar de dood. Zoals ik ook zonder angst naar lijden kijk. Ik ga er niet van lopen, ik probeer er open voor te staan. Elke week ga ik naar mijn demente stiefmoeder en tantes. Dit is het, denk ik dan, hier zitten ze bij elkaar: de kuisvrouw en de ceo, te wauwelen en in hun pamper te stinken.’ [3]
Synoniemen
- werkvrouw, schoonmaakster, werkster, poetsvrouw, interieurverzorgster, poets, kamermeisje
Gangbaarheid
- Het woord kuisvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kuisvrouw' herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 18 NOVEMBER 2017 ‘Ik noem hem nooit de nummer 2. Hij is de nummer 1,5’
- De Standaard 30 SEPTEMBER 2017 ‘Als we ons altijd netjes gedragen, gaat het stinken’
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.