vroedvrouw
Nederlands
Woordafbreking
- vroed·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verloskundige’ voor het eerst aangetroffen in 1374 [1]
- samenstelling van vroed bn en vrouw zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vroedvrouw | vroedvrouwen |
verkleinwoord | vroedvrouwtje | vroedvrouwtjes |
Vertalingen
1. een vrouw die een bevalling begeleidt
Gangbaarheid
- Het woord vroedvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vroedvrouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.