vit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vit

Werkwoord

vervoeging van
vitten

vit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vitten
  2. gebiedende wijs van vitten

Gangbaarheid

  • Het woord vit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
49 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.

Faeröers

Uitspraak
  • IPA: /viːt/
enkelvoud meervoud
nominatief egvit
accusatief megokkum
genitief mínokkara
datief mærokkum

Persoonlijk voornaamwoord

vit

  1. wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)

Lets

Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

vit

  1. twiet, het geluid van een zwaluw
Synoniemen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  vit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vit
stellend vergrotend overtreffend
vit
vitare
vitast

Bijvoeglijk naamwoord

vit

  1. (kleur) wit
Antoniemen
Afgeleide begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.