uitvoer
Nederlands
Woordafbreking
- uit·voer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en voer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitvoer | uitvoeren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
uitvoer m
- (economie) de verkoop van goederen aan het buitenland
- De uitvoer van Duitse goederen was door de lage euro flink gestegen.
- het verwerkelijken van iets
- Daarmee was het overbodig geworden het plan ten uitvoer te brengen.
- (informatica) naar buiten gebrachte informatie vanuit een applicatie
- De uitvoer is in drie exportformaten (PDF, Excel en ASCII) beschikbaar.
- (techniek) een leiding die een vloeistof of gas naar buiten leidt
- De uitvoer van het afwaswater zat verstopt, wat tot een kleine overstroming leidde.
Synoniemen
- [1]: export
Antoniemen
- [1, 3, 4]: invoer
Afgeleide begrippen
- [1]: uitvoerbeperking, uitvoerrecht
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [2]: het vonnis ten uitvoer leggen
Vertalingen
het vonnis ten uitvoer leggen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitvoeren |
uitvoer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvoeren
- ... dat ik uitvoer.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitvaren |
uitvoer
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvaren
- ... dat ik uitvoer.
- ... dat jij uitvoer.
- ... dat hij, zij, het uitvoer.
- ... dat ik uitvoer.
Gangbaarheid
- Het woord uitvoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitvoer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.