uitschieten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·schie·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitschieten
schoot uit
uitgeschoten
klasse 2 volledig

Werkwoord

uitschieten [1]

  1. onovergankelijk een onbedoelde plotselinge beweging maken
  2. (figuurlijk) onovergankelijk heftig uitvallen
  3. (scheepvaart) (van de wind) plotseling harder worden
  4. (plantkunde) uitlopen, spruiten
  5. (voetbal) overgankelijk (de bal) het veld intrappen
  6. overgankelijk door schieten wegnemen
  7. overgankelijk naar buiten gooien, vieren
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitschieten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.