botten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bot·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitspruiten’ voor het eerst aangetroffen in 1438 [1]
  • [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
botten
botte
gebot
zwak -t volledig

Werkwoord

botten [4] [5] [6] [7]

  1. (plantkunde) onovergankelijk knoppen krijgen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

botten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bot
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord botte
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
botten

botten

  1. meervoud verleden tijd van botten
    • Wij botten. 
    • Jullie botten. 
    • Zij botten. 

Gangbaarheid

  • Het woord botten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.