uiteenlopen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uiteenlopen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uiteenlopen | uiteen te lopen | ||||||
toekomend | zullen uiteenlopen uiteen zullen lopen |
te zullen uiteenlopen uiteen te zullen lopen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] uiteengelopen | te hebben[3]/zijn[4] uiteengelopen | ||||||
toekomend | uiteengelopen zullen hebben[5]/zijn[6] | uiteengelopen te zullen hebben[7]/zijn[8] | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
uiteenlopend | uiteengelopen | ev. loop uiteen | mv. verouderd loopt uiteen | lope uiteen (bijzin) uiteenlope | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | loop uiteen | loopt uiteen | loopt uiteen | loopt uiteen | loopt uiteen | lopen uiteen | lopen uiteen | lopen uiteen | |
verleden (o.v.t.) | liep uiteen | liep uiteen | liep uiteen | liept uiteen | liep uiteen | liepen uiteen | liepen uiteen | liepen uiteen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uiteenlopen | zult/zal uiteenlopen | zult/zal uiteenlopen | zult uiteenlopen | zal uiteenlopen | zullen uiteenlopen | zullen uiteenlopen | zullen uiteenlopen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uiteenlopen | zou uiteenlopen | zou(dt) uiteenlopen | zoudt uiteenlopen | zou uiteenlopen | zouden uiteenlopen | zouden uiteenlopen | zouden uiteenlopen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | uiteenloop | uiteenloopt | uiteenloopt | uiteenloopt | uiteenloopt | uiteenlopen | uiteenlopen | uiteenlopen | |
verleden (o.v.t.) | uiteenliep | uiteenliep | uiteenliep | uiteenliept | uiteenliep | uiteenliepen | uiteenliepen | uiteenliepen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal uiteenlopen uiteen zal lopen |
zult/zal uiteenlopen uiteen zult/zal lopen | zult/zal uiteenlopen uiteen zult/zal lopen | zult uiteenlopen uiteen zult lopen | zal uiteenlopen uiteen zal lopen | zullen uiteenlopen uiteen zullen lopen | zullen uiteenlopen uiteen zullen lopen | zullen uiteenlopen uiteen zullen lopen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uiteenlopen uiteen zou lopen |
zou uiteenlopen uiteen zou lopen | zou(dt) uiteenlopen uiteen zou(dt) lopen | zoudt uiteenlopen uiteen zoudt lopen | zou uiteenlopen uiteen zou lopen | zouden uiteenlopen uiteen zouden lopen | zouden uiteenlopen uiteen zouden lopen | zouden uiteenlopen uiteen zouden lopen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb/ben uiteengelopen | hebt/bent uiteengelopen | hebt/heeft/bent/is uiteengelopen | hebt/zijt uiteengelopen | heeft/is uiteengelopen | hebben/zijn uiteengelopen | hebben/zijn uiteengelopen | hebben/zijn uiteengelopen | |
verleden (v.v.t.) | had uiteengelopen | had uiteengelopen | had uiteengelopen | hadt uiteengelopen | had uiteengelopen | hadden uiteengelopen | hadden uiteengelopen | hadden uiteengelopen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal uiteengelopen hebben | zal/zult uiteengelopen hebben | zult/zal uiteengelopen hebben | zult uiteengelopen hebben | zal uiteengelopen hebben | zullen uiteengelopen hebben | zullen uiteengelopen hebben | zullen uiteengelopen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uiteengelopen hebben | zou uiteengelopen hebben | zou/zoudt uiteengelopen hebben | zoudt uiteengelopen hebben | zou uiteengelopen hebben | zouden uiteengelopen hebben | zouden uiteengelopen hebben | zouden uiteengelopen hebben |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.