uitbijter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·bij·ter
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord uitbijter uitbijters
verkleinwoord

uitbijter [2]

  1. uitzondering
  2. (statistiek) getal of gegeven dat niet tot een grotere groep behoort
  3. (geologie) klein gebied van jongere gesteenten dat omgeven is door oudere gesteenten
  4. knorrepot, bullebak, zuurkijker, vitter, iezegrim
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord uitbijter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.