uitbijten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·bij·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbijten
beet uit
uitgebeten
klasse 1 volledig 1-2
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitbijten
bijtte uit
uitgebijt
zwak -t volledig 3

Werkwoord

uitbijten [1] [2]

  1. overgankelijk door een bijtende stof aantasten
  2. overgankelijk door te bijten (met tanden) wegnemen uit
  3. overgankelijk vrijmaken door het hakken van bijten (in het ijs)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitbijten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.