bullebak
Nederlands
Woordafbreking
- bul·le·bak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘boeman’ voor het eerst aangetroffen in 1611 [1]
- samenstelling van bul en bak met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bullebak | bullebakken |
verkleinwoord | bullebakje | bullebakjes |
Zelfstandig naamwoord
bullebak m
- Een angstaanjagend persoon, een tiran.
- Moeder, ´k ben zo bang van de bullebak. Bang van de bullebak, bang van de bullebak. Moeder, ´k ben zo bang van de bullebak. Kijk, daar komt ie aan. (Annie M.G. Schmidt).
Gangbaarheid
- Het woord bullebak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bullebak' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.