toiletartikel
Nederlands
Woordafbreking
- toi·let·ar·ti·kel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toilet zn en artikel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toiletartikel | toiletartikels toiletartikelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
toiletartikel o [1]
- iets dat je gebruikt voor de persoonlijke verzorging
- De koffertjes met inhoud zijn in veel gevallen de eerste spulletjes die zo'n kind voor zichzelf krijgt. Wat er in gaat, is afgestemd op de leeftijd en het geslacht van het kind. Er zit in elk geval kleding, ondergoed, sokken, toiletartikelen, fleecedeken, speelgoed en boeken in.[2]
- Gezinnen krijgen de gelegenheid zich te wassen en aan te kleden en kleding, toiletartikelen en documenten mee te nemen. De tijd die ze daarvoor krijgen, is maximaal een half uur, afhankelijk van wat er nodig is. Het ophalen gebeurt volgens de woordvoerder zoveel mogelijk in n voertuig. „Veiligheid en een humane bejegening staan uiteraard voorop”, mailt het ministerie, „waarbij geen andere middelen worden ingezet dan waarvoor de DV&O (Dienst Vervoer en Ondersteuning) de bevoegdheden heeft „Tape wordt door DV&O niet gebruikt.”[3]
Hyponiemen
- * aftershave, aftersun, haarspeld, kam, kapspiegel, nagelschaar, poeder, scheerapparaat, scheermesje, talkpoeder, tandenborstel, tandpasta, toilettas, zeep
Gangbaarheid
- Het woord toiletartikel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 23-NOVEMBER-2017
- NRC Sheila Kamerman 1 december 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.