kapspiegel
Nederlands
Woordafbreking
- kap·spie·gel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kap en spiegel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kapspiegel | kapspiegels |
verkleinwoord | kapspiegeltje | kapspiegeltjes |
Zelfstandig naamwoord
kapspiegel m [1]
- een spiegel die men gebruikt om zichzelf te (laten) kappen en op te (laten) maken
- Deugdzame, toegewijde, maar vooral ook - en daar verbazen de Fransen zich over - trouwe vrouwen. Sommigen, zoals Aubert de la Chenaye de Bois, weten dat ook te waarderen (1750). De eenvoud streelde hem. Geen tijdverspilling voor de kapspiegel, geen kring van Adonissen om hen heen, maar onschuldige partijtjes waaruit geen liefdesavonturen voortkomen. Nederland is "een slecht land voor nietsnutten, die zich beminnelijk willen maken. Men houdt niet van gens posés of van vogeltjes, die van de ene schone naar de andere fladderen, zoals bij u madame", zo schreef hij aan een Parijse vriendin, "waar zij niets anders te doen hebben."[2]
Synoniemen
- toiletspiegel
Vertalingen
1. een spiegel die men gebruikt om zichzelf te (laten) kappen en op te (laten) maken
Gangbaarheid
- Het woord kapspiegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.