slenteraar
Nederlands
Woordafbreking
- slen·te·raar
Zelfstandig naamwoord
slenteraar m [1]
- iemand die langzaam, sloffend loopt
- "StadswachtenOm het huidige tekort aan politie op te vangen richten burgemeesters steeds vaker een soort 'gemeentepolitie'op door stadswachten en andere opsporingsambtenaren aan te nemen. Driekwart vindt dat een zorgelijke ontwikkeling. "Gesubsidieerde slenteraars"en "machtswellustelingen"worden deze zogeheten boa's genoemd.[2]
- Deze vreemdeling, die de naam Josef Schwarz draagt, zegt hem twee paspoorten met visa voor de VS en twee tickets toe als de wanhopige slenteraar bereid is om gedurende de nacht naar zijn levensverhaal te luisteren.[3]
- (figuurlijk) iemand die heel langzaam is
- De zieltogende woonboulevards hopen op een druilerig Pasen. Want dan komen de klanten: de slenteraars, de twijfelaars en de kopers met een missie.[4]
Synoniemen
- [1] kuieraar, flaneur
- [2] treuzelaar, treuzel, talmer, slabakker,, dreutelaar, draler, lanterfanter, teut
Gangbaarheid
- Het woord slenteraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'slenteraar' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf MARGO STOLS 17 nov. 2014 Uitslag Stelling: Roep om ordehandhaving
- Reformatorisch Dagblad dr. Hans Ester 16-10-2017 Oorlogsroman Remarque: op de vlucht voor de nazi’s
- NRC Thomas Rueb XF&M 19 april 2014 Wie koopt er met Pasen nog een bankstel?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.