stuip
Nederlands
Woordafbreking
- stuip
Zelfstandig naamwoord
stuip v/m
- (medisch) gewoonlijk meervoud: een abnormale (gesynchroniseerde) ontlading van zenuwcellen (neuronen) in de hersenen
Synoniemen
- epileptische aanval, aanval, toeval, convulsie
Hyponiemen
- binnenstuip, groeistuip, kinderstuip, koortsstuip, lachstuip
Vertalingen
1. een abnormale (gesynchroniseerde) ontlading van zenuwcellen (neuronen) in de hersenen
|
Gangbaarheid
- Het woord stuip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stuip' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.