insult

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·sult
enkelvoud meervoud
naamwoord insult insulten
verkleinwoord insultje insultjes

Zelfstandig naamwoord

insult o

  1. (medisch) een epileptische aanval, een toeval
    • Ook deze patiënte kreeg een insult en overleed later. 
  1. iets beledigends
    • Een insult tegen de homo's. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord insult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.