insult
Nederlands
Woordafbreking
- in·sult
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | insult | insulten |
verkleinwoord | insultje | insultjes |
Zelfstandig naamwoord
insult o
- (medisch) een epileptische aanval, een toeval
- Ook deze patiënte kreeg een insult en overleed later.
- iets beledigends
- Een insult tegen de homo's.
Synoniemen
- [1] aanval, toeval
- [2] affront, belediging, krenking
Vertalingen
1. een epileptische aanval, een toeval
Gangbaarheid
- Het woord insult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'insult' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.