struis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • struis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kloek’ voor het eerst aangetroffen in 1836 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord struis struisen
verkleinwoord struisje struisjes

Zelfstandig naamwoord

struis v / m [4] [5]

  1. (vogels) Struthio camelus struisvogel
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen struisstruiserstruist
verbogen struisestruiserestruiste
partitief struisstruisers-

Bijvoeglijk naamwoord

struis [6] [7]

  1. stevig gebouwd, flink [8] [9]
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • vogelstruis
Afgeleide begrippen
  • struisgras, struisheid, struisriet, struisvaren, struisveer, struisvogel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord struis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.