struis
Nederlands
Woordafbreking
- struis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | struis | struisen |
verkleinwoord | struisje | struisjes |
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | struis | struiser | struist |
verbogen | struise | struisere | struiste |
partitief | struis | struisers | - |
Hyponiemen
- vogelstruis
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord struis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'struis' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "struis" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- struis op website: Etymologiebank.nl
- struis op website: Etymologiebank.nl
- struis op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- struis op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.