fors

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fors    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɔrs/
Woordafbreking
  • fors
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stevig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen forsforserforst
verbogen forseforsereforste
partitief forsforsers-

Bijvoeglijk naamwoord

fors

  1. groot in zijn soort
    • Er vond een forse stijging in de olieprijs plaats. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • fors omhoogschieten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • fors
Naar frequentie 20832

Zelfstandig naamwoord

fors

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van for

fors

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van for
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.